Kukai of Kobo Daishi (774-835 CE) was een geleerde, dichter, en monnik die het Shingon boeddhisme in Japan stichtte. De monnik werd de belangrijkste boeddhistische heilige van het land en wordt met allerlei kleine wonderen gecrediteerd. Hij stond bekend als een begenadigd beeldhouwer en de uitvinder van het Japanse schrift, en creëerde ook de belangrijkste pelgrimsroute die vandaag de dag nog steeds door gelovigen wordt gevolgd.
Vroeger Leven
Kukai werd in 774 geboren in een familie met de naam Saeki in de provincie Sanuki, Shikoku, die verbannen was uit de hoofdstad Heiankyo (Kyoto). Hij nam de naam Kukai, wat “lucht-zee” betekent, aan toen hij, nog jong, toetrad tot een boeddhistisch klooster. Toen hij nog maar zeven jaar oud was, zou hij een berg beklommen hebben en op de top verklaard hebben: “Als ik voorbestemd ben om de Wet te dienen, laat mij dan gered worden, laat mij anders sterven” (Ashkenazi, 202). Hij wierp zich toen van de klif, maar werd inderdaad gered door een groep hemelse wezens die de jongen opvingen en hem voorzichtig in veiligheid brachten. In een andere legende, toen hij een sober ritueel uitvoerde, daalde de morgenster neer en sprong in zijn mond, een teken dat Kukai een heilige was en voorbestemd voor grote dingen.
Advertentie
In een meer historisch betrouwbaar verslag van Kukai’s vroege leven, werd hij door zijn oom onderwezen in de Chinese klassieken en poëzie en trad hij in 791 CE toe tot een Confuciaans college in de hoofdstad. Daar ontmoette hij een monnik die zijn belangstelling voor het boeddhisme wekte door een techniek van herhaling te onthullen om teksten beter te onthouden. De jongeman besloot priester te worden, en zijn overwegingen over de verdiensten van de drie voornaamste stromingen – boeddhisme, confucianisme en taoïsme – worden beschreven in zijn Aanwijzingen, een fictieve discussie, geschreven rond 798 n.Chr., tussen drie mannen die elk een van de drie takken van de filosofie vertegenwoordigen. Onnodig te zeggen dat de Boeddhist de meest overtuigende van de drie is.
Shingon boeddhisme
Kukai’s studie van de Chinese klassieken in de hoofdstad stelde hem in staat China te bezoeken als onderdeel van een diplomatieke ambassade tussen 804 en 806 CE. Hij studeerde daar onder meester Hui-kuo, abt van de Ching Lung (Groene Draak) Tempel, werd gekozen als opvolger van de meester en werd op passende wijze ingewijd. Aldus werd hij een voorstander van het esoterisch boeddhisme of mikkyo, wat inhield dat alleen ingewijden, alleen zij die hun werelds leven opgaven en in een klooster verbleven, de Boeddha konden kennen en zo de volledige verlichting konden bereiken.
Advertentie
De Shingon (of ‘Ware Woord’) sekte die Kukai in China bestudeerde (daar bekend als Quen-yen) was vanuit Zuid-India op weg gegaan. Zij was van mening dat de boeddhistische leer afkomstig was van de kosmische Boeddha Mahavairocana (Dainichi in het Japans). Met name in de werken van Kukai, zoals de Shorai Mokuroku (“Een Memoriaal met een lijst van nieuw geïmporteerde soetra’s”), werd bepaald dat het ideale leiderschap niet gebaseerd moest zijn op confucianistische beginselen, zoals tot dan toe het geval was, maar op de leer van de Boeddha die aan een keizer bij zijn opvolging zou worden geopenbaard na bepaalde esoterische inwijdingsrituelen. Bijgevolg hadden de priesters, met hun bevoorrechte kennis, volgens Kukai de hoogste status in de staat, hoger zelfs dan de keizers.
Cruciaal was dat het Shingon boeddhisme voorstelde dat een individu verlichting kon bereiken tijdens zijn eigen leven en niet op de dood hoefde te wachten. De rituelen omvatten meditatie terwijl het lichaam in verschillende houdingen werd gehouden, heilige handgebaren (mudra’s), en het herhalen van geheime formules of mantra’s. Er werd groot belang gehecht aan de kracht van het gebed.
Teken in voor onze wekelijkse e-mail nieuwsbrief!
Ondanks Kukai’s eigen aristocratische achtergrond, stond hij erom bekend in praktijk te hebben gebracht wat hij predikte en leefde hij het leven van een asceet, zoals blijkt uit dit gedicht uit de Seirei Shu (‘Verzamelde Inspiraties’), een bloemlezing van zijn werken, samengesteld door zijn discipel Shinzei:
Water uit de vallei – één kopje ’s morgens geeft leven;
Mist uit de bergen – één vleugje ’s avonds voedt de ziel.
Hangend mos, tere grassen volstaan om mijn lichaam te kleden;
Rozenbladeren, cederbast – deze zullen mijn beddegoed zijn.
Verwijder AdvertentiesAdvertentie
Het mededogen van de hemel spreidt het indigo bladerdak van de hemel over mij uit;
De toewijding van de Drakenkoning trekt gordijnen van witte wolken om mij heen.
Bergvogels komen soms, elk zingend zijn eigen lied;
Bergapen springen behendig en vertonen een ongelooflijke behendigheid.
Lentebloemen, herfstchrysanten glimlachen me toe;
Ochtendmanen, ochtendwinden reinigen het stof van mijn hart.
Steun onze Non-Profit Organisatie
Met uw hulp creëren we gratis inhoud die miljoenen mensen helpt geschiedenis te leren over de hele wereld.
Word lid
Verwijder advertentiesAdvertentie
(Keene, 187)
In 819 CE creëerde de monnik een centrum voor zijn esoterische doctrine op de berg Koya (in de moderne prefectuur Wakayama). De tempel daar is vandaag de dag nog steeds het hoofdkwartier van de Shingon boeddhistische sekte. Hier konden geleerde gelovigen verlichting bereiken, zo werd beloofd, niet door levenslange studie van soetra’s maar door het uitvoeren van diverse rituelen en het bekijken van mandala’s, de gestileerde visuele weergave van de leer van Boeddha. Kukai had voorbeelden van deze schilderingen meegebracht van zijn China-reis en zij beeldden gewoonlijk godheden en mystieke symbolen uit. Het maken van mandala’s werd beschouwd als een religieuze rite en men dacht dan ook dat de afbeeldingen de belichaming bevatten van de godheden die zij afbeeldden. In 823 CE verleende Keizer Saga (r. 809-823 CE) toestemming voor de oprichting van de Toji (‘Oosterse’) tempel in Minami-ku in Kyoto, waarmee hij te kennen gaf dat het Shingon boeddhisme een geaccepteerd onderdeel was geworden van de officiële staatsgodsdienst.
Advertentie
Mirakels
Kukai stippelde ook een pelgrimsroute uit – de langste en beroemdste in Japan – een circuit van 1.600 km (1.000 mijl) dat 88 tempels aandoet. Naast deze meer praktische prestaties, werden Kukai vele wonderen toegeschreven. Hij stond bekend als een groot beeldhouwer – er zijn nog verschillende bomen in Japan waarvan wordt gezegd dat hij ze heeft gebeeldhouwd tot figuren uit het boeddhisme – hij genas eens een stervende boer door met zijn sikkel een zelfbeeld te beeldhouwen en bij een andere gelegenheid sneed hij op wonderbaarlijke wijze een beeld van Yakushi, de Boeddha van de genezing, met alleen zijn vingernagels. De monnik was ook bedreven in het creëren van bronnen van vers water waar ze het meest nodig waren en in het bevrijden van plaatsen van demonen en lastige dieren zoals vossen en slangen. Tenslotte wordt Kukai verondersteld pelgrims te beschermen die zijn rondgang volgen en hij zorgt voor alle kinderen die worden geboren terwijl hun ouders op de rondgang zijn.
Kukai de geleerde
Kukai was bovenal een geleerde en hij stelde gedetailleerde geschiedenissen op van het religieuze denken in zowel China als India. Hij schreef het semi-autobiografische Sango shiiki (‘Aanwijzingen voor de Doelen van de Drie Leergangen’) in 797 CE. Kukai was ook een dichter van enige faam, en hij schreef een gids over de regels van de Chinese poëzie. Hij was ook een goed kalligraaf en wordt door sommigen (zonder enig bewijs) beschouwd als de uitvinder van het kana schrift, dat wil zeggen Japans schrift waarbij fonetisch Chinese karakters worden gebruikt.
Kukai stierf in 835 CE – hij had de dag zelf voorspeld – en werd begraven in een graftombe op de berg Koya. Na zijn dood droomde de keizer dat Kukai hem om een nieuw gewaad riep. De keizer handelde naar het visioen en opende de tombe van de monnik. Daar lag Kukai, een beetje versleten in een haveloos gewaad. Opgefrist en opnieuw gekleed, deed Kukai vervolgens de voorspelling dat de toekomstige Boeddha, Miroku, over 5.670.000.300 jaar opnieuw op aarde zou verschijnen. In 921 CE kreeg Kukai van de keizer de postume titel van Kobo Daishi wat betekent “Grote Leraar van de verspreiding van de Wet”. Het mausoleum van Kukai maakt tegenwoordig deel uit van het tempelcomplex van Koyasan op de berg Koya, dat op de Werelderfgoedlijst van de UNESCO staat.
Deze inhoud is mogelijk gemaakt met genereuze steun van de Groot Brittannië Sasakawa Stichting.