Homotherium was een geslacht van grote katachtigen met kromzwaarden, die morfologisch verschilden van alle uitstervende katachtigen, en uitstierven aan het eind van het Pleistoceen. Zij bezaten grote, sabelvormige gekartelde hoektanden, krachtige voorpoten, een schuin aflopende rug en een vergrote oogbol, allemaal belangrijke kenmerken voor het jagen op Pleistocene megafauna. Eerdere mitochondriale DNA fylogenieën suggereerden dat het een zeer divergente zusterlijn was van alle bestaande kattensoorten. Echter, mitochondriale fylogenieën kunnen misleid worden door hybridisatie, incomplete lineage sorting (ILS), of sex-gebaseerde verspreidingspatronen, wat vooral relevant zou kunnen zijn voor Homotherium omdat wijdverspreide mito-nucleaire discrepanties zijn ontdekt bij moderne katten. Om de evolutionaire geschiedenis van Homotherium te onderzoeken, hebben we een ∼7x nucleair genoom en een ∼38x exoom van H. latidens gegenereerd met behulp van shotgun en target-capture sequencing benaderingen. Fylogenetische analyses tonen aan dat Homotherium sterk divergeert (∼22.5 Ma) van levende kattensoorten, zonder waarneembare tekenen van genenstroom. Vergelijkende genomische analyses vonden tekenen van positieve selectie in verschillende genen, waaronder die betrokken bij het gezichtsvermogen, de cognitieve functie, en het energieverbruik, die vermoedelijk consistent zijn met dagactiviteit, goed ontwikkeld sociaal gedrag, en cursorisch jagen. Tenslotte hebben we relatief hoge niveaus van genetische diversiteit gevonden, wat suggereert dat Homotherium overvloediger kan zijn geweest dan het beperkte fossielenbestand suggereert. Onze bevindingen zijn een aanvulling en uitbreiding van eerdere conclusies uit zowel het fossielenbestand als de eerste moleculaire studies, en vergroten ons begrip van de evolutie en ecologie van deze opmerkelijke lijn.