Mudita-meditatie wordt gebruikt om waarderende vreugde te cultiveren over het succes en het geluk van anderen.
De boeddhistische leraren interpreteren mudita ruimer als een innerlijke bron van oneindige vreugde die voor iedereen te allen tijde beschikbaar is, ongeacht de omstandigheden.
Hoe dieper men van deze bron drinkt,
hoe zekerder men wordt in het eigen overvloedige geluk,
hoe overvloediger het wordt om te genieten van de vreugde van andere mensen.
Geluk wordt van oudsher ook beschouwd als de moeilijkst te cultiveren van de vier onmetelijkheden (brahmavihārā: ook “vier sublieme houdingen”). Vreugde tonen is het vieren van geluk en prestaties bij anderen, zelfs wanneer we zelf met een tragedie geconfronteerd worden.
Volgens de boeddhistische leraar Ayya Khema is vreugde tonen ten opzichte van sadistisch plezier verkeerd. In plaats daarvan moet er mededogen zijn (karuṇā).
De “verre vijanden” van vreugde zijn jaloezie (afgunst) en hebzucht, geestestoestanden die duidelijk tegenover elkaar staan. De “nabije vijand” van vreugde, de eigenschap die oppervlakkig op vreugde lijkt maar er in feite subtieler tegenover staat, is opwinding, beschreven als het grijpen naar een aangename ervaring uit een gevoel van ontoereikendheid of gebrek.
Het mudita concept wordt ook gevonden in de Christelijke geschriften. De apostel Paulus zei: “Verblijdt u met hen die zich verblijden; rouw met hen die treuren.” (Romeinen 12:15) Paulus zei ook, gebruikmakend van de metafoor van volgelingen van Jezus die een lichaam zijn: “Als één deel lijdt, lijdt elk deel mee; als één deel geëerd wordt, verheugt elk deel zich mee.” (1 Korintiërs 12:26)