Miglitol, de eerste pseudomonosaccharide alfaglucosidaseremmer, egaliseert postprandiale piekplasmaglucosewaarden en verbetert zo de glykemische controle, wat tot uiting komt in een verlaagd geglycosyleerd hemoglobinegehalte (HbA1c). Dit oraal antihyperglykemisch middel is geïndiceerd voor de behandeling van patiënten met diabetes mellitus type 2. Miglitol wordt over het algemeen goed verdragen en wordt, in tegenstelling tot de sulfonylureummiddelen, niet geassocieerd met gewichtstoename of hypoglykemie bij toediening als monotherapie. Het middel wordt systemisch geabsorbeerd, maar wordt niet gemetaboliseerd en wordt snel via de nieren uitgescheiden. Klinische proeven met miglitol (gewoonlijk 3 maal daags 50 of 100 mg) bij patiënten met diabetes mellitus type 2 toonden consistent een significante verbetering van de glykemische controle aan voor perioden van 6 tot 12 maanden. Er waren ook duidelijke verlagingen van de postprandiale seruminsulinespiegels, hoewel miglitol over het algemeen geen effect had op de nuchtere insulinespiegels. In vergelijkende studies had miglitol een vergelijkbare werkzaamheid als acarbose, maar bij lagere therapeutische doses (respectievelijk 50 en 100 mg driemaal daags). Hoewel sulfonylureumderivaten superieure verlagingen van de HbA1c-spiegel gaven, gaf miglitol bovendien vergelijkbare of superieure verlagingen van de nuchtere en postprandiale plasmaglucosespiegel. In combinatie met andere orale antidiabetica of insuline verbeterde miglitol de glykemische controle bij patiënten bij wie de metabole controle ondanks dieet- en farmacologische interventie suboptimaal was. De meeste bijwerkingen van de behandeling met miglitol betreffen verstoringen van het maagdarmkanaal (de meest voorkomende effecten zijn flatulentie, buikpijn en diarree). Deze verschijnselen zijn gewoonlijk dosisafhankelijk, mild tot matig van ernst, treden op bij het begin van de behandeling, nemen in de loop van de tijd af en verdwijnen onmiddellijk na het staken van de behandeling of na aanpassing van de dosering. Als monotherapie wordt miglitol niet geassocieerd met hypoglykemie, maar gelijktijdig gebruik met andere orale antidiabetica kan aanpassing van de dosering van de andere middelen noodzakelijk maken. Miglitol had in langetermijnstudies geen significante effecten op renale, cardiovasculaire, respiratoire of hematologische parameters. Dosisaanpassingen zijn niet nodig bij oudere patiënten, bij patiënten met leverfunctiestoornissen en bij patiënten met lichte tot matige nierinsufficiëntie.

Conclusies: In goed opgezette langetermijnonderzoeken verlaagt miglitol de nuchtere en postprandiale plasmaglucosewaarden, waardoor de glykemische controle verbetert, wat tot uiting komt in een verlaagd HbA1c-niveau bij patiënten met diabetes mellitus type 2. De meeste bijwerkingen van miglitol betreffen storingen van het maagdarmkanaal. Dit middel is een nuttige eerstelijnsbehandeling bij patiënten met type 2-diabetes mellitus die onvoldoende onder controle is met alleen een dieet, en als tweedelijns- of adjuvante behandeling bij patiënten die onvoldoende onder controle zijn met een dieet en sulfonylureummiddelen. Miglitol kan met name gunstig blijken bij oudere patiënten en patiënten met leverfunctiestoornissen of lichte tot matige nierfunctiestoornissen, bij wie andere orale antidiabetica zijn gecontra-indiceerd of met voorzichtigheid moeten worden gebruikt.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.