Lester Young

Lester Young

Geboren op 27 augustus 1909, was Lester Young (“Prez” )een van de reuzen van de tenorsaxofoon. In het swingtijdperk maakte hij aanspraak op een verfrissend verschil met zijn collega’s Coleman Hawkins en Ben Webster. Youngs geluid was dansant, licht als lucht en hij speelde zachte ideeën die voor sommigen een voorbode waren van de bebopbeweging die zou volgen. Young arriveerde in Kansas City in 1930, een mekka van Jazz activiteit en speelde met verschillende bands waaronder de Benny Moten en Fletcher Henderson orkesten, en in 1936 trad hij toe tot Count Basie’s ensemble.

De samenwerking met Basie leverde een combinatie van big band en kleine groepskanten op, waar Lester’s solo’s opvielen tussen die van collega tenor Herschel Evans. Selecties als “Taxi War Dance” en het op “I Got Rhythm” gebaseerde “Lester Leaps In” waren showcases voor zijn geluid en ideeën. Young speelde tot 1949 bij Basie, met tussendoor een militaire periode waarin hij werd opgeroepen en later schuldig werd bevonden aan marihuanagebruik. Young toerde met Jazz at the Philharmonic, en zijn toon en ideeën kregen een donkerder tint. In 1957 werd Young herenigd met Basie op het historische album “Count Basie at Newport” en liet hij zich van zijn beste kant horen op verschillende nummers waaronder het eerder genoemde “Lester Leaps In”, en naast extra gast Roy Eldridge op het negen minuten durende “One O Clock Jump”.

Een van Lester Young’s meest opmerkelijke samenwerkingen was die met zangeres Billie Holiday. Ze hadden een zeer sterke vriendschap, en hun verstandhouding is prachtig vastgelegd in de baanbrekende film “The Sound of Jazz” uit 1957. Young was net als anderen voor hem naar Europa verhuisd, en hij keerde terug naar de Verenigde Staten, waar hij overleed op de jeugdige leeftijd van 49. Young’s impact op de Jazz scene kan niet overschat worden.
Young’s stijl was een alternatief voor degenen die Charlie Parker, Sonny Rollins en de benaderingen verafgoodden die hen stevig in het nog steeds bloeiende Jazz vocabulaire vestigden. Tenorspelers als Stan Getz, Hank Mobley, Al Cohn en Zoot Sims waren directe discipelen van Young. Charlie Parker gaf toe dat Young van grote invloed was geweest, en de grote Dexter Gordon verwerkte vaak enkele van Young’s lijnen in zijn solo’s. Paul Quinichette, vooral bekend van zijn Basie-stage, kreeg de bijnaam “Vice Prez” omdat zijn toon en lijnen sprekend leken op die van Young. Een goed voorbeeld van het horen van de door Lester Young beïnvloede tenor naast meer moderne exponenten als John Coltrane zijn de Prestige-albums “Tenor Conclave” (1956) met Coltrane, Mobley, Sims en Cohn, naast “Cattin with Coltrane and Quinichette” (1957). Door spelers van die omvang leefde Prez’ nalatenschap en brandt die nog steeds helder voort.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.