Kaniska, ook gespeld Kanishka, Chinees Chia-ni-se-chia, (bloeide 1e eeuw ce), grootste koning van de Kushan dynastie die heerste over het noordelijk deel van het Indiase subcontinent, Afghanistan, en mogelijk gebieden van Centraal Azië ten noorden van de regio Kashmir. Hij wordt echter vooral herinnerd als een groot beschermer van het boeddhisme.
Het meeste van wat over Kaniska bekend is, is ontleend aan Chinese bronnen, met name boeddhistische geschriften. Wanneer Kaniska op de troon kwam is onzeker. Zijn troonsbestijging wordt geschat tussen 78 en 144 ce; zijn heerschappij zou 23 jaar hebben geduurd. Het jaar 78 markeert het begin van de Shaka-periode, een dateringssysteem dat Kaniska wellicht heeft geïnitieerd.
Door vererving en verovering bestreek Kaniska’s koninkrijk een gebied dat zich uitstrekte van Bukhara (nu in Oezbekistan) in het westen tot Patna in de vallei van de Ganges (Ganga) rivier in het oosten en van de Pamirs (nu in Tadzjikistan) in het noorden tot centraal India in het zuiden. Zijn hoofdstad was waarschijnlijk Purusapura (Peshawar, nu in Pakistan). Het is mogelijk dat hij de Pamirs overstak en de koningen van de stadstaten Khotan (Hotan), Kashgar en Yarkand (nu in de regio Xinjiang in China) onderwierp, die voordien onderdanen waren van de Chinese Han-keizers. Het contact tussen de Kaniska en de Chinezen in Centraal-Azië kan de inspiratie zijn geweest voor de overdracht van Indische ideeën, met name het boeddhisme, naar China. Het boeddhisme verscheen voor het eerst in China in de 2e eeuw n.C.
Als beschermheer van het boeddhisme is Kaniska vooral bekend omdat hij het vierde grote boeddhistische concilie in Kashmir bijeenriep, dat het begin markeerde van het Mahayana-boeddhisme. Op dit concilie werden volgens Chinese bronnen geautoriseerde commentaren op de boeddhistische canon voorbereid en op koperen platen gegraveerd. Deze teksten zijn alleen bewaard gebleven in Chinese vertalingen en bewerkingen.
Kaniska was een tolerante koning en uit zijn munten blijkt dat hij zowel de Zoroastrische, Griekse en Brahmanische godheden als de Boeddha vereerde. Tijdens zijn bewind leidden contacten met het Romeinse Rijk via de Zijderoute tot een aanzienlijke toename van de handel en de uitwisseling van ideeën; misschien wel het meest opmerkelijke voorbeeld van de samensmelting van oosterse en westerse invloeden tijdens zijn bewind was de Gandhara-kunstschool, waarin klassieke Grieks-Romeinse lijnen te zien zijn in afbeeldingen van de Boeddha.