Invloed van de omgeving op gedrag en moraliteit

Een verscheidenheid aan verklaringen zou hiervoor een verklaring kunnen bieden. Vanuit een biologisch of ontwikkelingsperspectief zou men kunnen aanvoeren dat pre-homoseksuele kinderen meer kans lopen het doelwit te worden van molest. Vanuit een sociologisch perspectief is de kans het grootst dat kinderen die pre-homoseksuele ervaringen hebben, verwarring ervaren over hun seksuele identiteit en zichzelf later als homoseksueel definiëren. Vanuit het perspectief van het morele milieu kan men stellen dat een samenleving met een geleidelijk neutraler kijk op homoseksueel gedrag minder en zwakkere controles zal toekennen aan degenen die vroege homoseksuele ervaringen associëren met een homoseksuele identiteit (Scott 1995).

Ontdek hoe UKEssays.com u kan helpen!

Onze academische experts staan klaar om u te helpen bij elk schrijfproject dat u heeft. Van eenvoudige essays tot volledige dissertaties, u kunt er zeker van zijn dat wij een service hebben die perfect op uw behoeften is afgestemd.

Bekijk onze diensten

Levy, een psycholoog, onderzoekt de rol die de natuur en de opvoeding spelen bij de oorsprong van morele disposities. Hij beweert dat de evolutie de mens een voorwaarde voor moraliteit geeft. Hij stelt echter dat de Evolutie ons de voorwaarden van de moraal geeft, maar het is slechts als gevolg van de culturele uitwerking van dit ruwe materiaal dat wij tot morele wezens komen. Verder stelt hij dat de mens een dier is en zich nooit kan bevrijden van zijn biologische erfenis. Hij stelt dat menselijke wezens dit niet nodig hebben omdat het flexibiliteit, rationeel en zorgzaam gedrag mogelijk maakt dat zij zouden kunnen willen en hen in staat stelt te streven naar het worden van meer morele wezens (Carlson, 2005).

Conclusie

Onderzoekers aan alle kanten van het nature vs. nurture debat zijn het erover eens dat het verband tussen een gen en een gedrag niet hetzelfde is als oorzaak en gevolg. Hoewel een gen de waarschijnlijkheid kan verhogen dat men zich op een bepaalde manier zal gedragen, zorgt het er niet voor dat mensen dingen doen (Scott, 1995). Dit betekent dat we nog steeds kunnen kiezen wie we zullen zijn, wanneer we opgroeien. Sociale wetenschappers begrijpen geleidelijk de omvang van de interacties die plaatsvinden tussen nature en nurture. De aanwezigheid van genen alleen garandeert niet dat een bepaalde eigenschap tot uiting zal komen. Genen vereisen de juiste omgevingen om natuurlijke neigingen volledig tot uiting te laten komen. Deze “juiste omgevingen” bestaan niet alleen uit de natuurlijke omgeving, maar ook uit de sociale en symbolische omgeving van het individu (Westen 2002). Maar zelfs voor intermediaire erfelijkheidsmaatstaven geldt dat een eigenschap altijd wordt gevormd door zowel genetische disposities als de omgevingen waarin mensen zich ontwikkelen, louter met grotere en kleinere plasticiteiten verbonden aan deze erfelijkheidsmaatstaven. Al met al steunt nature op nurture en vice versa en bestaan beide dus naast elkaar.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.