Het doel van dit artikel was om de evolutie van ons begrip van de term “lucid interval” te verduidelijken. Een aantal teksten werd doorgenomen om hun geschiktheid voor analyse te beoordelen. De eerste vereiste was dat de tekst gedetailleerde beschrijvingen bevatte van een reeks patiënten. Details over het klinisch verloop, de bevindingen en het tijdstip van operatie, en, indien relevant, het tijdstip van overlijden en de postmortale bevindingen waren vereist. Boeken geschreven door Henri-François Le Dran, Percival Pott, en James Hill voldeden aan deze criteria. Chirurgische bevindingen omvatten de aanwezigheid en het type van breuken, veranderingen in het bot, afscheiding van periosteum, onwelriekend of purulent materiaal, gespannen hersenen, en hematomen. De postmortale bevindingen vulden de chirurgische bevindingen aan en/of vulden ze aan. Het beloop van de patiënten werd vervolgens in tabelvorm weergegeven en de correlatie tussen de verschillende klinische en operatieve bevindingen werd aldus vastgesteld. Ons begrip van een helder interval begon in het begin van de 18e eeuw met het werk van Henri-François Le Dran en Percival Pott in Londen. Zij toonden echter geen interval zonder symptomen aan tussen trauma en verslechtering bij patiënten met epidurale hematomen (EDHs). Het interval dat zij beschreven was langer dan gewoonlijk verwacht wordt bij EDHs en kwam uitsluitend voor bij patiënten die een posttraumatische infectie hadden. In 1751 beschreef James Hill, uit Dumfries, Schotland, het eerste hematoma-gerelateerde lucide interval bij een patiënt met een subduraal hematoom. Het eerste geval van een lucide interval geassocieerd met een EDH werd beschreven door John Abernethy. In de 19e eeuw beschreven Jonathan Hutchinson en Walter Jacobson het interval zoals het nu bekend is, bij gevallen van EDH. Het meest recente werk over dit onderwerp kwam van studies in Cincinnati en Oslo, waar werd aangetoond dat bloedingen de dura mater kunnen scheiden en dat bloedingen in de epidurale ruimte via de aders naar buiten kunnen worden gerangeerd. Deze shunting zou de ophoping van een hematoom en dus de stijging van de intracraniële druk kunnen vertragen, wat op zijn beurt de ontwikkeling van symptomen zou vertragen. Het lucide interval zoals het vroeger werd opgevat, werd niet goed begrepen door de Franse school of door Percival Pott en Benjamin Bell, die allen een symptoomvrije periode voorafgaand aan de ontwikkeling van de infectie beschreven. De eerste die een goed begrip had van het interval in relatie tot een EDH was John Abernethy. De moderne beschrijving en definitie van het lucide interval was het werk van Hutchinson en Jacobson in de tweede helft van de 19e eeuw. Inzicht in de pathofysiologie van het lucide interval is bevorderd door het werk van Ford en McLaurin in Cincinnati en een groep in Oslo, met de demonstratie van wat er nodig is om dura los te maken en hoe een arterioveneuze shunt de accumulatie van een EDH voor een tijdje vertraagt.