Geboren in 1944 in de Duitse deelstaat Beieren, emigreerde Klaus Nomi op 28-jarige leeftijd naar New York City, waar hij wat off-Broadway theaterwerk deed en bijverdiende als banketbakker. In 1978 dompelde hij zich onder in de East Village performance art scene en kreeg de eerste grote pluim op zijn hoed toen hij een aria opvoerde in een ruimtepak tijdens Irving Plaza’s New Wave Vaudeville series. Zijn gezicht was bedekt met wit poeder en zwarte eyeliner, zijn haar een combinatie van bedhead-meets-Ed Grimley-meets-Flock of Seagulls. Klaus Nomi identificeerde zichzelf als een alien, en in alle opzichten zag hij er ook zo uit.
Nomi verfijnde zijn onstage persona het volgende jaar verder, toen hij back-up speelde voor David Bowie in Saturday Night Live. Dat werd uitgezonden op 15 december 1979, en Bowie – geflankeerd door Klaus en zijn collega NYC performance artiest Joey Arias – voerde drie nummers op die uiteindelijk een keerpunt in Bowie’s carrière betekenden. New wave was het genre du jour, dus Bowie ging met zijn tijd mee. Het was tijd om raar(er) te doen, en Klaus’ excentrieke esthetiek was misschien wel de beste ingang (en cosign) voor Bowie in die wereld.
Het was een wederzijds voordelige relatie die slechts één avond duurde. Klaus was gecharmeerd van de reusachtige plastic smoking die Bowie tijdens het optreden droeg, en maakte die later tot de zijne. De publiciteit bezorgde hem ook een platencontract bij Bowie’s label RCA. Bowie had een nieuwe muze, maar de bewondering zou van ver komen. Overtuigd dat Bowie een losse belofte om samen te werken zou nakomen na hun eerste en laatste keer op het podium, wachtte Klaus op zijn telefoontje. Zijn telefoon ging nooit.
Toch groeide Klaus Nomi uit tot zijn eigen merk. Hij was diep geworteld in de opera en had eerder gewerkt als zaalwachter bij de Deutsche Oper in Duitsland. Daarnaast zong hij af en toe aria’s in de beroemde Berlijnse gayclub Kleist-Casino. De ontluikende kunstscene van New York vermengde zich perfect met Nomi’s bestaande geluid. Het was niet ongewoon dat Jean-Michel Basquiat of Keith Haring het podium betraden terwijl Klaus zijn selectie hits ten gehore bracht, met name zijn anthem “The Nomi Song”. Zijn formule was consistent, maar niet formulaïsch. Elk nummer bevatte dramatische multiples verschuivingen in octaaf, waarbij Klaus extreme hoogtes en laagtes bereikte, beide moeiteloos hanterend. Hij trok zijn handen in karate chops bij elke veranderende noot, en wijdde zijn ogen elke keer als hij naar hogere octaven ging. De productie van zijn songs was altijd zwaar gesynthetiseerd en theatraal. Dat plastic pak werd zijn kenmerkende kleding, en hij zou twee albums uitbrengen – zijn gelijknamige debuut uit 1981 en Simple Man het jaar daarop. Hij stierf op 6 augustus 1983 aan de complicaties van AIDS, waarmee hij een van de eerste beroemdheden was die aan de ziekte bezweek. Zijn as werd uitgestrooid over New York City.
Het is 36 jaar geleden dat Klaus Nomi het podium deelde met David Bowie, maar de titel-track van Bowie’s aankomende album Blackstar heeft iets Nomi-achtigs. Hier is een spoedcursus van vijf video’s over de legendarische outsider.
De beruchte SNL-uitvoering van “The Man Who Sold The World”. Check Bowie’s plastic pak dat Nomi later zou aantrekken, terwijl hij en Joey Arias achtergrondzang deden, in de overtuiging dat die avond ergens toe zou leiden. (Hier is een bonus van Klaus die een plastic roze poedel het podium op sleept).
Een uitvoering uit 1982 van “The Nomi Song” in het beruchte plastic pak. In 2004 regisseerde Andrew Horn een documentaire over het leven van Klaus Nomi, getiteld The Nomi Song. De film belicht hoe Klaus erin slaagt zichzelf opnieuw uit te vinden in New York City. Dit lied diende als zijn strijdkreet, en zijn fans die vrienden werden (liefkozend “de Nomi’s” genoemd) zouden het ook gebruiken als hun manifest.
Hier is de video voor Nomi’s 1981 cover van Lou Christie’s “Lightnin’ Strikes”. Het werd een soort traditie voor Nomi om favoriete pophits om te toveren tot avant-gardistische producties. Hij bewerkte ook Chubby Checker’s “The Twist” van een up-tempo viering van een dansrage tot een down-tempo, bijna sinister verleidelijk lied over lichaamscontortie. Hoewel zijn cover van “Ding Dong the Witch is Dead” uit The Wizard Of Oz al even vreemd is, behoudt het toch een aantal kwaliteiten van het origineel.
Klaus’ video voor zijn single “Simple Man”. In de video loopt hij in pak en met een trenchcoat door de stad en beweert hij dat hij een gewone man is. Op een bepaald moment in de video gooit hij het pak weg en keert terug naar zijn plastic smoking op een feestje waar iedereen hem bewondert, maar hij lijkt nog steeds niet op zijn plaats, vandaar Klaus’ bewering dat hij uit de ruimte kwam. Toen hij probeerde zich aan te passen, lukte dat niet; toen hij zijn ware ik tot uitdrukking bracht, voelde dat nog steeds buitenaards aan.
Misschien wel de meest ontnuchterende voorstelling van Klaus Nomi, dit was zijn allerlaatste keer op een podium. Tegen het einde van zijn carrière ging Klaus dieper in op zijn opera-kant en veranderde hij zelfs zijn kledij om theatraler over te komen. Tegen het einde van 1982 ging hij achteruit ten gevolge van AIDS. Zijn lichaam was bedekt met letsels, dus trok hij een barokke kraag aan om de zweren in zijn nek te maskeren. Deze uitvoering van “Cold Genius” (uit Henry Purcells King Arthur) vond plaats zes maanden voor zijn dood, tijdens een Europese mini-tournee. Hij liep met zijn frêle lichaam en kleine benen de trap op naar de microfoon, en leverde het optreden van zijn leven.
Een bonus om de stemming te verlichten: De show “Real People” zond een aflevering uit over de Fiorucci etalages in New York City, met Klaus en Joey die voetgangers angst aanjoegen, vergelijkbaar met Michael Alig en de clubkinderen die die Geraldo aflevering 10 jaar later crashten: