Dit artikel onderzoekt hoe de ontkenning van genocide in Guatemala wordt gebruikt door de elites en de regering om het streven naar gerechtigheid voor de inheemse bevolking te ondermijnen, niet alleen voor het geweld tijdens de oorlog, maar ook voor aanhoudende kwesties met betrekking tot racisme, geweld en economische marginalisering. Terwijl nationale wetgevers en economische elites in Guatemala volhouden dat erkenning van de genocide economische ontwikkeling en nationale verzoening in de weg staat, betoog ik dat ontkenning de meervoudige marginalisering van inheemse bevolkingsgroepen bestendigt omdat het werkt om de status quo te handhaven. Op basis van postkoloniale herinneringsstudies, kritische ontwikkelingsliteratuur, en decoloniale wetenschappers, onderzoekt dit artikel de ‘no hubo genocidio’ verhalen naast hedendaagse ontwikkelings- en ‘solidariteit’ campagnes om de discursieve en materiële motivaties en implicaties van deze vormen van herinnering/vergeten te belichten. In het bijzonder onderzoek ik hoe de actoren die zowel de hedendaagse ontwikkelingscampagnes als de verhalen over de ontkenning van genocide produceren, dit doen in een poging om een specifiek collectief geheugen, een specifieke identiteit en een specifieke visie op ontwikkeling op nationaal niveau vast te leggen, wat in Guatemala altijd problematisch is geweest, vol racisme, geweld en institutionele vergetelheid.