Nicolas Malebranche, (geboren 6 aug. 1638, Parijs, Frankrijk-gestorven 13 okt. 1715, Parijs), Frans rooms-katholiek priester, theoloog en belangrijk filosoof van het cartesianisme, de filosofische school die voortkwam uit het werk van René Descartes. Zijn filosofie streefde naar een synthese van het cartesianisme met het denken van Augustinus en het neoplatonisme.
Malebranche, het jongste kind van de secretaris van koning Lodewijk XIII, leed zijn hele leven aan misvorming van de wervelkolom. Na studies filosofie en theologie aan het Collège de la Marche en de Sorbonne, trad hij toe tot de Congregatie van het Oratorium en werd in 1664 priester gewijd. Toen hij bij toeval de Traité de l’homme van Descartes las, voelde hij zich gedwongen een systematische studie van de wiskunde, de fysica en de geschriften van Descartes te beginnen.
Malebranche’s belangrijkste werk is De la recherche de la vérité, 3 delen (1674-75; Op zoek naar de waarheid). Kritiek van anderen op de theologie ervan bracht hem ertoe zijn opvattingen te verduidelijken in Traité de la nature et de la grâce (1680; Verhandeling over natuur en genade). Zijn Entretiens sur la métaphysique et sur la religion (1688; “Dialogen over Metafysica en over Religie”), een serie van 14 dialogen, wordt wel de beste introductie tot zijn systeem genoemd. Zijn andere geschriften omvatten onderzoek naar de aard van licht en kleur en studies in de infinitesimale calculus en in de psychologie van het zien. Zijn wetenschappelijk werk leverde hem in 1699 de verkiezing tot lid van de Académie des Sciences op. Ook invloedrijk zijn zijn Méditations chrétiennes (1683; Christelijke meditaties) en Traité de morale (1683; Een verhandeling over moraal).
De kern van Malebranche’s metafysica is zijn leer dat “wij alle dingen in God zien”. Menselijke kennis van zowel de innerlijke als de uiterlijke wereld is alleen mogelijk als het resultaat van een relatie tussen de mens en God. Veranderingen, of het nu gaat om de positie van fysieke voorwerpen of de gedachten van een individu, worden rechtstreeks veroorzaakt, niet, zoals zo vaak wordt verondersteld, door de voorwerpen of individuen zelf, maar door God. Wat gewoonlijk “oorzaken” worden genoemd, zijn slechts “gelegenheden” waarop God handelt om gevolgen teweeg te brengen. Deze opvatting, bekend als Occasionalisme, aarzelend en inconsistent toegepast door Descartes, werd meer volledig ontwikkeld door Malebranche. Het cartesiaanse dualisme tussen lichaam en geest werd door Malebranche ook verenigbaar gemaakt met het orthodoxe rooms-katholicisme. Het onvermogen van geest en lichaam om met elkaar in wisselwerking te staan, is volgens Malebranche gewoon een speciaal geval van de onmogelijkheid van wisselwerking tussen geschapen dingen in het algemeen.
Met betrekking tot gewaarwordingen was Malebranche van mening dat zintuiglijke ervaringen slechts een pragmatische waarde hebben, waarbij de mens wordt beoordeeld op schade of voordeel voor zijn lichaam. Als hulpmiddelen om tot kennis te komen, zijn zij bedrieglijk omdat zij niet echt getuigen van de werkelijke aard van de waargenomen dingen. Ideeën alleen zijn de objecten van menselijke denkprocessen. Al deze ideeën zijn eeuwig vervat in één enkel archetypisch of model-idee van de essentie van materie, dat “begrijpelijke uitbreiding” wordt genoemd. Gods verstand of rede bevat ideeën van alle waarheden die de mens kan ontdekken. Gods schepping vond plaats na zijn overpeinzing van dezelfde ideeën, die de mensen slechts gedeeltelijk kennen, maar die God volledig kent. In tegenstelling tot Descartes’ opvatting dat de mens zichzelf direct kan waarnemen, verklaarde Malebranche dat een mens kan weten dat hij is, maar niet wat hij is. Hij keerde ook het cartesiaanse dictaat om dat het menselijk bestaan gekend kan worden zonder bewijs, terwijl het bestaan van God bewijs vereist; Malebranche stelde dat de eigen natuur van de mens volledig onkenbaar is, terwijl die van God een onmiddellijke zekerheid is die geen bewijs behoeft.