Mid-latitude steppe and desert climate, belangrijk klimaattype van de Köppen-classificatie gekenmerkt door extreem variabele temperatuurcondities, met jaarlijkse gemiddelden die afnemen en jaarbereiken die poolwaarts toenemen, en relatief weinig neerslag. Dit klimaat bevindt zich meestal diep in het binnenste van continenten en grenst aan de tropische woestijnklimaten van Noord- en Zuid-Amerika en van Centraal-Azië. Dit klimaattype wordt in het Köppen-Geiger-Pohl-systeem onderverdeeld in twee subtypes. Het subtype middenlangdurige steppe (BSk) is iets natter dan het subtype middenlangdurige woestijn (deel van BWk).
Beide subtypes danken hun oorsprong aan locaties diep in continentale interieurs, ver van de windstille kusten en bronnen van vochtige, maritieme lucht. De afstand tot bronnen van waterdamp wordt in sommige streken (zoals de Great Plains van de Verenigde Staten) nog vergroot door bergbarrières bovenwinds. Koele woestijnen (regio’s die zijn ingedeeld in het BWk-subtype) strekken zich uit tot 50° noorderbreedte en koele steppen (regio’s die zijn ingedeeld in het BSk-subtype) reiken tot bijna 60° noorderbreedte in de Canadese Prairies, ver buiten de grenzen van de subtropische anticyclon. In de hogere breedtegraden zijn de winters streng koud, met schaarse neerslag (veel ervan in de vorm van sneeuw) die in verband wordt gebracht met polaire en arctische luchtmassa’s. De zomerse neerslag is vaker convectief en komt in de vorm van verspreide onweersbuien, veroorzaakt door het onregelmatig binnenstromen van vochtige lucht. Het steppe-subtype bevindt zich meestal aan de rand van de echte woestijn, hetzij naast het vochtigere C- en D-klimaat, hetzij aan de rand van het gebergte, waar door de verminderde verdamping onder koelere omstandigheden meer van de schaarse neerslag beschikbaar is als bodemvocht voor de plantengroei.