Michael Manley (1924-1997) was de leider van de Nationale Volkspartij van Jamaica, premier (1972-1980, 1989-1992), en theoreticus voor een nieuwe Internationale Economische Orde. In zijn eerste twee ambtstermijnen was hij een vurig linkse politicus en criticus van de Verenigde Staten, in zijn derde ambtstermijn was hij een gematigde politicus met nauwe banden met Amerika.
Michael Norman Manley werd geboren in St. Andrew, Jamaica, op 10 december 1924, als tweede zoon van illustere ouders. Zijn vader, Norman Washington Manley, was een Rhodes-geleerde, een gedecoreerde held in de Eerste Wereldoorlog en de meest vooraanstaande jurist in de geschiedenis van Jamaica. In 1938 stichtte Norman Manley de Nationale Volkspartij, en hij was premier van Jamaica tussen 1955 en 1962. Samen met zijn neef, Alexander Bustamante, was de oudere Manley een dominante kracht in het politieke systeem van zijn land tot hij in 1969 met pensioen ging. De moeder van Michael Manley, Edna (geboren Swithenbank), was een internationaal erkend beeldhouwster en beschermvrouwe van de kunsten
Manley ging naar het Jamaica College, de alma mater van zijn vader, in de voorsteden van Saint Andrew parish en was in het begin van de jaren ’40 schrijfster voor het weekblad Public Opinion. Hij meldde zich in 1943 aan als vrijwilliger bij de Royal Canadian Air Force toen hij op McGill University zat en studeerde aan het eind van de oorlog politiek, filosofie en economie aan de London School of Economics. Na zijn afstuderen werkte hij als freelance journalist bij de British Broadcasting Service van 1950 tot december 1951, toen hij de uitnodiging aanvaardde om adjunct-hoofdredacteur van Public Opinion te worden.
Jamaica was in het begin van de jaren 1950 politiek gezien een opwindende plek. De People’s National Party had de algemene verkiezingen van 1949 verloren, hoewel ze het grootste aantal stemmen had behaald. Belangrijker was dat er een onherstelbare breuk was ontstaan tussen de partij en de vakbond, die in 1952 uitmondde in een breuk. Manley werd in 1952 lid van het uitvoerend comité van de Nationale Volkspartij en hielp bij de organisatie van de Nationale Arbeidersunie, de opvolger van het Vakbondscongres dat werd gedomineerd door de verdreven dissidente factie
In 1953 verliet Manley de Publieke Opinie om zich voltijds in te zetten voor de Nationale Arbeidersunie. Hem wordt de snelle uitbreiding van de vakbond toegeschreven, niet alleen onder suikerarbeiders, het traditionele bolwerk van de rivaliserende vakbond Bustamante, maar ook onder elite-arbeiders van bauxiet en mijnen, en stedelijke industriearbeiders. In 1955 werd hij verkozen tot Eilandopzichter en eerste vice-voorzitter van de Nationale Arbeidersvakbond, en in 1962, het jaar dat hij tot senator werd benoemd, werd hij verkozen tot voorzitter van de Caraïbische Unie van Bauxiet- en Mijnwerkers. Voor zijn formele intrede in de politiek had Manley de reputatie de meest vooraanstaande vakbondsorganisator in het Caribisch gebied te zijn – een energieke, onverschrokken, dynamische en begaafde leider.
Bij de algemene verkiezingen van 1967 won Manley de zetel in het Huis van Afgevaardigden voor het kiesdistrict Central Kingston, later heringedeeld als East Central Kingston. Na het aftreden van zijn vader werd Manley in 1969 tot leider van de People’s National Party gekozen, die hij in 1972 naar de overwinning leidde.