Cultureel gezien lijkt Mexico een ingewikkelde lappendeken van talen, dialecten en gewoonten. Naast de bekendste groepen, zoals de Maya’s en de Azteken, hebben tientallen etnische groepen door de eeuwen heen bijgedragen aan het complexe weefsel waaruit Mexico is opgebouwd. Als handelspartners, bondgenoten en aartsvijanden zijn zij de strijd met elkaar aangegaan op het slagveld en op de markt, en hebben zij ideeën en tradities uitgewisseld.
Er zijn bewijzen gevonden van de Olmeken, Mexico’s “moedercultuur”, zowel aan de Atlantische als aan de Stille Oceaankust, maar geen van hun nederzettingen kan ter plaatse worden bezocht. Als voorloper van de Maya’s, bereikte de Olmeken-beschaving haar hoogtepunt duizend jaar vóór de christelijke jaartelling.
Zij bouwden uitgebreide steden en de structuren die voorafgingen aan de moderne piramide (beter gezegd: tempelheuvel). Bewijzen van deze citadellen zijn o.a. basaltstenen “portret “beelden van vele tonnen, openbare gebouwen, en steles met hiërogliefen. Rituele voorwerpen zoals jade jaguarbeeldjes werden op grote schaal verhandeld en zijn gevonden tot in het noorden van de Vallei van Mexico en in het zuiden tot in Centraal-Amerika. Verschillende musea in de omgeving tonen artefacten uit de Olmeek-cultuur. Het Parque Museo La Venta pronkt met stenen tronen, 8- en 9-ton zware kolossale hoofden (waarvan men denkt dat het “portretten” van oude leiders zijn), jaden beeldjes en een ongebruikelijk jaguarmasker mozaïek. Veel andere onschatbare artefacten zijn te vinden in het Museo regional de Antropologia Carlos Pellicer Camara. Beide zijn te vinden in Villahermosa, de zakelijk georiënteerde hoofdstad van de staat Tabasco.
Terwijl het Romeinse Rijk afnam en ten onder ging, ging Meso-Amerika zijn Gouden Eeuw van verlichting in. De Maya’s en de Zapoteken ontwikkelden een schrift om de gesproken taal vast te leggen. Priesters voorspelden nauwkeurig zonsverduisteringen en de verschijning van kometen; ambachtslieden specialiseerden zich in houtsnijwerk, pottenbakkerij en andere ambachten. Architecten bouwden grote steden en indrukwekkende monumenten voor de goden in Monte Alban, Teotihuacan, El Tajin, Xochicalco en Cholula.
Hoewel de Purepecha (ook Tarascans genoemd) van Michoacán enkele grote religieuze bouwwerken bouwden, lieten vele andere belangrijke groepen geen monumentale steden of stenen met inscripties na; hun geschiedenissen zijn in elkaar gepuzzeld door minder grandioos fysiek bewijsmateriaal en vroege Spaanse verslagen. Toch verrijken hun bijdragen het tapijtwerk. De culturen van de westkust maakten gebruiks- en siervoorwerpen van klei; veel van de artefacten die vandaag de dag in Tlaquepaque of Colima worden gekocht zijn variaties op oude ontwerpen. Samen met de Purepecha behoorden de Mixteken van Oaxaca tot de weinige Meso-Amerikaanse culturen die de metallurgie begrepen en gebruikten.
De formidabele Azteken, de bekendste van Mexico’s vele inheemse culturen, waren afstammelingen van de minder ontwikkelde Chichimec, uit de noordelijke woestijnen. De Azteken, die in de 13e eeuw naar de Vallei van Mexico trokken, verwierven al na enkele eeuwen macht en aanzien. Zij bouwden indrukwekkende piramiden voor de regengod, Tlaloc, en voor Huitzilopochtli, de angstaanjagende god van de oorlog. Om deze en vele andere goden gunstig te stemmen, offerden zij regelmatig gevangen soldaten en ongelukkigen uit de lagere rangen van de samenleving.
De Azteekse eilandhoofdstad Tenochtitlan verbaasde de Spanjaarden met haar schoonheid en vindingrijkheid toen zij in 1519 aankwamen. Verbonden met de oevers van het Texcocomeer via vier doorgangen en omgeven door drijvende tuinen, chinampas genaamd, verblindde dit koninkrijk met zijn fel beschilderde paleizen, rijk geklede heren en dames en drukke marktplaatsen vol exotische goederen.
Op het moment van de Spaanse invasie beheerste de Azteekse natie meer dan 350 steden en had een permanent leger van zo’n 150.000 man. Alleen door bondgenootschappen met enkele ontevreden onderdanen van de Azteken kon Hernan Cortes met een leger van slechts een paar honderd man deze formidabele en oorlogszuchtige natie overwinnen.
Onder het Spaanse kolonialisme werden vele etnische groepen geassimileerd en namen zij geleidelijk het katholicisme en de Europese wetten en sociale structuren over. Anderen vluchtten naar de minst gastvrije plaatsen van het rijk. Eeuwenlang geïsoleerd in de Sierra Madre Occidental, bijvoorbeeld, houden de Huichol zelfs vandaag nog vast aan veel van hun oude riten. Andere groepen zoals de Otomi van Centraal Mexico en de Tarahumara van de Copper Canyon hebben hun eigen rituelen vermengd met die welke door Spanje werden geïntroduceerd.
Tegenwoordig spreekt bijna zeven procent van de Mexicaanse bevolking een inheemse taal of dialect. Hoewel dat aantal afneemt naarmate gemeenschappen zich aansluiten bij de mainstream, spreken veel jongeren nog steeds de oude talen, en hun ouders gebruiken kruiden en voeren rituelen uit die van generatie op generatie zijn doorgegeven.