Taxische meetkunde, in de 19e eeuw door Hermann Minkowski beschouwd, is een vorm van meetkunde waarin de gebruikelijke metriek van de Euclidische meetkunde wordt vervangen door een nieuwe metriek waarin de afstand tussen twee punten de som is van de (absolute) verschillen van hun coördinaten.
Manhattan-afstand
Meer formeel kan men de Manhattan-afstand, ook bekend als de L1-afstand, tussen twee punten in een Euclidische ruimte met vast cartesiaans coördinatenstelsel definiëren als de som van de lengten van de projecties van het lijnstuk tussen de punten op de coördinatenassen.
In het vlak bijvoorbeeld is de Manhattan-afstand tussen het punt P1 met coördinaten (x1, y1) en het punt P2 op (x2, y2)
Merk op dat de Manhattan-afstand afhangt van de keuze van de rotatie van het assenstelsel, maar niet van de translatie van het assenstelsel of van de spiegeling ervan ten opzichte van een as.
De Manhattan-afstand wordt ook wel de stadsblokafstand genoemd. Hij wordt zo genoemd omdat het de afstand is die een auto zou rijden in een stad die in vierkante blokken is verdeeld, zoals Manhattan (zonder rekening te houden met het feit dat er in Manhattan eenrichtingsstraten en schuine straten zijn en dat echte straten alleen aan de randen van blokken bestaan – er is geen 3.14th Avenue). Een route van een hoek naar een andere hoek die 3 blokken naar het oosten en 6 blokken naar het noorden ligt, beslaat tenminste 9 blokken.
Schaken
In het schaken wordt de afstand tussen de velden op het schaakbord voor torens gemeten in Manhattan afstand; koningen en koninginnen gebruiken Chebyshev afstand, en lopers gebruiken de Manhattan afstand (tussen velden van dezelfde kleur) op het schaakbord 45 graden gedraaid, d.w.z. met de diagonalen als coördinaatassen. Om van het ene veld naar het andere te komen, hebben alleen koningen het aantal zetten nodig dat gelijk is aan de afstand; torens, koninginnen en lopers hebben één of twee zetten nodig (op een leeg bord, en ervan uitgaande dat de zet überhaupt mogelijk is in het geval van de loper).