Doelstelling: Evaluatie van de excursie van de nervus medianus tijdens conventionele oefeningen voor het glijden van de zenuw en tijdens nieuw ontwikkelde oefeningen, voornamelijk bestaande uit abductie en adductie van de vingers.
Design: Beschrijvend onderzoek.
Setting: Anatomische dissectie faciliteit.
Kadavers: Willekeurige steekproef van bovenste ledematen van verse menselijke kadavers van het hele lichaam (N=18). Kadavers met neuromusculaire ziekten in het medisch dossier of anatomische variaties werden uitgesloten.
Interventie: Conventionele en nieuwe zenuw glijdende oefeningen.
Belangrijkste uitkomstmaten: Afstanden tussen markers aangebracht in de zenuw en markers in het periosteum werden gevisualiseerd met echografie en gemeten. Vergelijkingen van zenuw excursies tussen verschillende oefeningen werden uitgevoerd.
Resultaten: Conventionele oefeningen leidden tot een aanzienlijke zenuwuitstap proximaal van de carpale tunnel en tussen de kop van de pronator teres (respectievelijk 12 en 13.8mm), maar het leidde tot veel minder in de carpale tunnel (6.6mm). Met onze nieuwe oefeningen, bereikten we een zenuw glijden in de carpale tunnel van 13.8mm. Er kon geen substantiële markerbeweging worden waargenomen tijdens laterale flexie van de cervicale wervelkolom.
Conclusies: Hoewel conventionele zenuwglijoefeningen slechts tot minimale zenuwuitstortingen in de carpale tunnel leiden, resulteren onze nieuwe oefeningen met abductie en adductie van de vingers in een aanzienlijke longitudinale glijding in de gehele arm. Klinische trials zullen het klinische bewijs moeten leveren.