In een tandheelkundig leerboek wordt het omschreven als: “Dolicofaciaal, er is een overmaat aan lagere gezichtshoogte, gewoonlijk geassocieerd met lagere occlusale en mandibulaire vlakke hoeken.” Dit wordt vaak geassocieerd “met verticale maxillaire overmaat en mandibulaire hypoplasie.” Luc P.M. Tourne, een Fellow op de afdeling TMJ en Craniofaciale Pijn aan de Universiteit van Minnesota School of Dentistry, merkte op: “Er bestaat een klinisch herkenbare gezichtsmorfologie, het lange gelaatssyndroom, die onvolledig beschreven is in de literatuur.” Haar studie van 31 volwassenen met dit syndroom, die een “analyse van de esthetiek, de skeletmorfologie en de occlusie” omvatte, bevestigde echter dat “deze fundamentele dentofaciale misvorming” associaties vertoont “met overmatige verticale groei van de bovenkaak.” Zij meldde dat een gesloten beet en een open gebit twee varianten van het syndroom zijn.
De behandeling van jonge patiënten die last hebben van het lange-gezichtssyndroom is het stoppen en controleren van de afdaling van de onderkaak en het voorkomen van de eruptie van posterieure tanden. In ernstige gevallen van misvorming kan een combinatie van orthodontie en orthognathische chirurgie de enige effectieve oplossing zijn. De effectiviteit op lange termijn (meer dan 6 jaar) van chirurgische behandelingen van het lange-gezichtssyndroom is onderwerp van studie.
“In de Amerikaanse literatuur worden vaak de termen lange-gezichtssyndroom en korte-gezichtssyndroom gebruikt.” Zeker, er zijn gerapporteerde “lange en het korte gezicht anomalieën” en open beet gevallen. Naar de mening van Hugo Obwegeser is er echter geen medische rechtvaardiging om ze als een “syndroom” te benoemen – de tekenen en symptomen voldoen niet aan de definities.:22
Er is controverse over het gebruik van de descriptor “langgezichtssyndroom”. Hoewel een toegenomen anterieure “totale en onderste gezichtshoogte” op vele leeftijden, gecombineerd met een verticale maxillaire overmaat bij volwassenen is waargenomen, zijn de oorzaken controversieel. In het bijzonder is er onenigheid over mogelijke omgevingsinvloeden op genetische componenten.
Anecdotisch werd gezegd dat het een genetische aandoening was, die alleen kon worden gecorrigeerd met “enorme hoeveelheden” slopende, frequente en lange tandheelkundige en gezichtsreconstructieve chirurgie.
Bij kinderen bestaat de zorg dat mondademhaling kan bijdragen aan de ontwikkeling van het lange-gezichtssyndroom. Uit een recente studie blijkt dat het een groeiend probleem is dat behandeld moet worden omdat “het niet zomaar weggaat”. Naast mondademhaling kan het in verband worden gebracht met slaapapneu.
Omdat het langgezichtssyndroom soms in verband wordt gebracht met obstructieve slaapapneu (OSA) bij kinderen en allergische reacties, is het van essentieel belang dat behandelende artsen de aandoeningen en de behandelingen van elkaar onderscheiden; behandeling van de een geneest de ander mogelijk niet. Multilevel coblatiechirurgie wordt soms gebruikt om matige tot ernstige OSA te corrigeren, en het lange-gezichtssyndroom kan een zeldzame factor zijn bij het overwegen van chirurgie.