Licht speelt een vitale rol in het leven van alle oceanen. Op het eenvoudigste niveau voorziet het in een van de basisbehoeften voor fotosynthese en bevordert het de ontwikkeling van een voedselketen. Sommige vissoorten die in de donkerdere delen van de oceanen leven, zijn ook afhankelijk van licht om te overleven. Sommige van deze soorten, zoals de lantaarnvis, hebben zelfs hun eigen kunstmatige middelen ontwikkeld om licht te produceren.
Lantaarnvissen worden zo genoemd vanwege de speciale lichtproducerende organen die in hun huid worden aangetroffen. Elk lichtorgaan, fotofoor genoemd, is verbonden met het zenuwstelsel van het dier dat, misschien samen met een of andere vorm van hormonale sturing, de knippervolgorde van deze organen dicteert. Naast een reeks rijen lichtgevende organen langs hun flanken (waarvan het patroon en het aantal varieert naar gelang van de soort), hebben sommige lantaarnvissen, zoals die van het geslacht Diaphus, ook grotere organen zowel voor als onder de ogen, een beetje zoals een mijnwerkerslamp. De eerstgenoemde organen geven een fonkelend effect als de dieren zwemmen, terwijl de laatstgenoemde veel krachtiger zijn en het gebied onmiddellijk voor de vis effectief verlichten. Sommige soorten hebben zelfs lichtorganen op hun staart; deze dienen waarschijnlijk als valse lokstof voor potentiële roofdieren. De ogen zelf zijn groot met grote lenzen en pupillen en zeer gevoelige netvliezen, wat erop wijst dat het gezichtsvermogen een belangrijk zintuig is voor deze soorten.
Lantaarnvissen (familie Myctophidae) zijn een van de belangrijkste groepen van midwatervissen, met zo’n 250-300 bekende soorten. De meeste zijn klein en 2-15 cm lang. Ze worden gewoonlijk in grote scholen aangetroffen. Ze leven op een diepte van 200 tot 1000 meter en migreren ’s nachts naar de oppervlakte om zich te voeden en dalen overdag weer af naar de diepte. Een verklaring voor dit gedrag is dat ’s nachts enorme hoeveelheden minuscuul plankton naar de oppervlakte van de oceaan stijgen; soorten die zich met deze rijke voedselbron voeden, zoals de lantaarnvis, hebben dus baat bij een gecondenseerde voedselbron op zulke momenten. Lampionvissen profiteren ook van het feit dat zij niet de enigen zijn die plankton oogsten; ook andere kleine soorten zoals amfipoden en krill worden op die tijdstippen geconsumeerd. Door zich overdag terug te trekken in de sombere diepten, verminderen ze wellicht ook het risico van predatie door grotere soorten.
De lantaarnvis is in staat de intensiteit en de frequentie van zijn knipperlichten te regelen, en het is waarschijnlijk dat het intermitterende knipperlicht een tweeledig doel dient. Veel kleinere organismen, zoals krill en roeipootkreeftjes, worden aangetrokken door lichtbronnen en bieden zich, door te reageren op de lichtflitsen van een lantaarnvis, onbewust aan als maaltijd. Herkenning en waarschuwing zijn twee andere mogelijke functies van de knipperlichten. Lichtproducerende organen worden vaak aangetroffen bij soorten die in de donkerste delen van de zee leven, waar het donkere water een probleem kan vormen bij het zoeken naar een partner. Door echter een bepaalde vaste frequentie van lichtflitsen te detecteren en daarop te reageren, kan een lantaarnvis gemakkelijker een partner vinden.