Léo Major, (geboren 23 januari 1921, New Bedford, Massachusetts, V.S.-gestorven 12 oktober 2008, Montréal, Quebec, Canada), gedecoreerde Canadese held van de Tweede Wereldoorlog en de Koreaanse Oorlog, bekend als de enige Canadees die in twee afzonderlijke oorlogen de Distinguished Conduct Medal won.
Majoor werd geboren uit Frans-Canadese ouders (terwijl zijn vader voor de American Railroad Company werkte) in de V.S. maar verhuisde met zijn familie terug naar Montréal toen hij nog heel jong was. De majoor nam dienst in het Canadese leger toen hij 19 jaar oud was en werd in 1941 overzee uitgezonden. Hij behoorde tot de Canadese strijdkrachten die op 6 juni 1944 op de stranden landden tijdens de invasie van Normandië, en diezelfde dag was hij behulpzaam bij het veroveren van een Duitse Hanomag half-track. Een paar dagen later raakte hij gewond door een fosforgranaat tijdens een gevecht met een groep Duitse SS-soldaten, en hij verloor gedeeltelijk het gezichtsvermogen in zijn linkeroog; hij weigerde te worden geëvacueerd terug naar Engeland omdat hij alleen zijn rechteroog nodig had om een geweer te kunnen zien.
Later dat jaar, bij de Slag om de Schelde, werd Major gestuurd om een patrouille van verse rekruten terug te halen die hadden verzuimd terug te keren naar de basis. Terwijl hij weg was, nam de Majoor in zijn eentje 93 Duitse soldaten gevangen. Het was de bedoeling dat hij voor deze actie de Distinguished Conduct Medal zou ontvangen, een onderscheiding die na het Victoriakruis voor dapperheid in actie komt, maar hij zou geweigerd hebben omdat hij veldmaarschalk Bernard Montgomery te incompetent vond om zelfs maar medailles uit te reiken. Kort daarna kwam hij vast te zitten in een ontploffende mijn en brak zijn rug, maar hij weigerde opnieuw evacuatie en herstelde uiteindelijk. De Major aanvaardde wel de Distinguished Conduct Medal nadat hij eigenhandig de Nederlandse stad Zwolle had bevrijd door het plaatselijke Duitse garnizoen te laten geloven dat er een veel grotere Canadese troepenmacht de stad aanviel en het SS hoofdkwartier in brand stak.
Na de Tweede Wereldoorlog vestigde hij zich in een burgerleven als pijpfitter, maar in 1950 meldde hij zich als vrijwilliger voor dienst in de Koreaanse Oorlog. In november 1951 kreeg hij de opdracht Hill 355 te heroveren, die door het Chinese leger was ingenomen van de Amerikaanse troepen. Met een groep van ongeveer 20 andere sluipschutters en verkenners infiltreerden de Majoor en zijn mannen in de Chinese kampen en begonnen te schieten, waardoor het Chinese leger uiteenviel. Drie dagen lang hielden ze de heuvel tegen tegenaanvallen, soms riepen ze ondersteunend artillerievuur op zo dicht bij hun positie dat hun commandant de bommen via de walkietalkie kon horen ontploffen. De majoor kreeg voor deze actie een balkje bij zijn Distinguished Conduct Medal.
Na zijn militaire carrière keerde de majoor vele malen terug naar Zwolle, waar hij een hechte band opbouwde met de Zwolse bevolking en een weg naar hem liet vernoemen. Hij ligt begraven op het Last Post Fund National Field of Honour in Pointe-Claire, Quebec.