Ketuvim, de naam van het derde deel van de Tenach (Hebreeuwse Bijbel), betekent eenvoudig “Geschriften”, hetgeen nauwelijks recht doet aan de verscheidenheid van religieuze expressie die er gevonden wordt. Er is poëzie – van Tempelritueel, privé-gebed, wijsheid, nationale tragedie, zelfs liefde. Er is filosofische verkenning – van de wijste weg in het leven, van Gods goedheid en rechtvaardigheid. Er zijn historische hervertellingen en korte verhalen. Ketuvim zou beter vertaald kunnen worden als “de bloemlezing,” de canonieke verzameling uit het post-profetische tijdperk.
De meeste afzonderlijke boeken in Ketuvim werden geschreven of tenminste in definitieve vorm gebracht in Judea gedurende de periode van Perzische en Hellenistische overheersing, van de vijfde tot en met de tweede eeuw voor Christus. De Tempel in Jeruzalem, verwoest tijdens de Babylonische verovering van 586, was herbouwd rond 515. De tekst van de Torah werd niet lang daarna gestandaardiseerd, maar er was geen profetie meer na Maleachi. Aanwijzingen van taal, literaire stijl, en inhoud hebben geleerden ertoe gebracht de meeste Ketuvim te zien als “Tweede Tempel” werken.
In tegenstelling tot de Torah en de boeken van de Profeten (Nevi’im), presenteren de werken gevonden in Ketuvim zich niet als de vruchten van directe goddelijke inspiratie. (Daniël is de enige uitzondering.) Wat boeken als Psalmen en Job zo opmerkelijk maakt, is hun menselijkheid, het “ik” dat vragen en twijfels over God durft te uiten in het aangezicht van gevaar of lijden. Uiteindelijk bevestigt elk van de Ketuvim een zwaarbevochten toewijding aan God en het verbond. Zonder goddelijke wonderen of nationale glorie waren er alleen de woorden van de Torah en de Profeten om aan vast te houden, betrouwbaar gebleken door Israëls moeilijke geschiedenis en verder gedragen door mensen van wijsheid.
Hoe de verschillende werken van Ketuvim samen gecanoniseerd werden is niet bekend. Fragmenten van elk boek behalve Esther zijn gevonden onder de Dode Zee Rollen, die al dateren uit de tweede eeuw v. Chr. Pas in de eerste eeuw v. Chr. zijn er bronnen die wijzen op een erkende Joodse canon in drie delen.
Nadat de Romeinen in 70 v. Chr. de Tweede Tempel verwoestten, heiligden de rabbijnen van de volgende eeuw de boeken van de Ketuvim. Sommige van de Ketuvim werden geassocieerd met figuren uit de Nevi’im (Profeten), waarschijnlijk al vroeg – Spreuken en Hooglied met Koning Salomo, Klaagliederen met Jeremia, en de Psalmen in hun geheel met Koning David. De Talmoed vermeldt de onenigheid van de rabbijnen over het al dan niet opnemen van Prediker en het Hooglied, en suggereert dat ook Esther niet unaniem werd goedgekeurd.
Ketuvim opent met Psalmen (Tehillim). Deze gedichten omvatten liturgieën voor openbare vieringen in de Tempel, individuele meditaties in tijden van gevaar of lijden, en uitingen van ontzag voor de Schepping. Alles bij elkaar laten de Psalmen de indruk achter van een “officiële theologie” van Tempel, priesterschap en natie, maar wat ze tijdloos maakt is de persoonlijke stem die gevaar, twijfel en feest uitdrukt.
De boeken Spreuken, Job en Prediker (Kohelet) komen voort uit wat geleerden de “Wijsheidstraditie” noemen. Wijsheid was een internationale literatuur in het bijbelse Nabije Oosten, verzorgd door schriftgeleerden in elke cultuur van Egypte tot Mesopotamië. De kenmerken ervan waren onder andere de observatie van de natuur en de wereld als de bron van begrip, en het gebruik van de rede om de beste koers voor menselijk geluk te bepalen.
Twee verhalen en een gedicht spelen zich af op bepaalde momenten in de Joodse geschiedenis. Ruth is een verhaal dat zich afspeelt in de tijd van het boek Rechters over een Moabietische vrouw die haar schoonmoeder volgt naar Bethlehem wanneer haar eigen man sterft. Zij verenigt haar lot met dat van Israël en wordt de stammoeder van koning David. Esther, dat zich afspeelt in Perzië, is bekend als de megillah (boekrol) die het verhaal vertelt achter de feestdag Purim. Klaagliederen is een serie gedichten die zich afspeelt in Jeruzalem in de dagen na de verwoesting van de Tempel door de Babyloniërs.
Anders dan de andere boeken zijn Hooglied en Daniël. Het eerste is een verzameling hartstochtelijke liefdespoëzie, volgens de traditie een allegorie van de liefdesrelatie tussen God en Israël. Daniël is een eclectisch boek dat meestal wordt gezien als de vroegste apocalyptische tekst in het jodendom.
Ketuvim sluit af met Ezra-Nehemia en Kronieken, twee grotendeels historische vertellingen. Ezra-Nehemia vertelt de geschiedenis van de terugkeer naar Judea onder de Perzen en weerspiegelt het gezichtspunt van de priesters en schriftgeleerden die de Tempel en de Torah kwamen vertegenwoordigen in de vernieuwde natie. Kronieken vertelt de geschiedenis van vóór de ballingschap, zoals die in Koningen te vinden is, vanuit een soortgelijk gezichtspunt als dat van Ezra-Nehemia.
Vele teksten in Ketuvim zijn deel gaan uitmaken van de Joodse liturgie. Prediker, Esther, Hooglied, Ruth en Klaagliederen staan bekend als de Hamesj Megillot (Vijf Rollen). Elk van deze rollen wordt in het openbaar in de synagoge gezongen op een feestdag, respectievelijk soekot, purim, Pesach, Sjavoeot en Tisja B’Av. Het meest prominent in het Joodse leven zijn de Psalmen, die het gebedenboek doordringen en vaak door individuen worden gereciteerd als smeekbede of dankgebed.