De Canadese lynx is slechts iets groter dan de bobcat. Niettemin wekken de lange poten en de lange vacht de illusie dat de lynx aanzienlijk groter is dan hij in werkelijkheid is.
Gedocumenteerde waarnemingen van wilde lynxen zijn zeldzaam en er wordt niet verwacht dat er momenteel lynxen in Oregon voorkomen. Als er toch lynxen zouden worden waargenomen, dan waarschijnlijk op grotere hoogte, zoals in de Cascade Range, Blue Mountains of Wallowa Mountains. Habitats die door lynxen worden gebruikt, worden vaak gedefinieerd in termen van habitats die door hun voornaamste prooisoorten worden gebruikt, zodat goede habitats voor sneeuwschoenhaas gewoonlijk worden beschouwd als goede habitats voor lynxen. Lynxen komen gewoonlijk voor op hoogten en breedtegraden waar in de winter een dik pak sneeuw ligt.
Er zijn vijf tenen aan de voorpoten en vier aan de achtervoeten; het hielkussentje is niet gelobd. De poten zijn breed en de belasting per oppervlakte-eenheid is laag, zodat de lynx diepe sneeuw gemakkelijk kan doorkruisen. Lynxen zijn grijsbruin in de winter, maar meer roodbruin in de zomer. De onderzijde en de poten zijn wit-bruin; de oren zijn bruin met een witte vlek en lange zwarte pluimen; het gezicht is wit en de keel is wit; en een zwarte punt omringt de staart volledig.
Hoewel volwassen lynxen gewoonlijk als solitair worden beschouwd, is van twee tot vier exemplaren bekend dat zij samen reizen, meestal in één rij, maar in goede sneeuwschoenhaasgebieden waaieren de lynxen uit en lijken zij samen te jagen. Ze zijn ’s nachts actiever dan overdag en slapen gewoonlijk in de sneeuw bij het zien van een prooi, gebruiken een ander bed om ’s middags uit te rusten, en gebruiken soms een ander bed bij een tweede prooi of voor nog een rustpauze ’s middags. Op heldere dagen slapen lynxen vaak aan de voet van grote bomen op zuidhellingen om te profiteren van de zonnewarmte, maar op stormachtige dagen zoeken ze beschutting.
Foto van ODFW