Op 26 mei 1828 werd de jongen die bekend werd als Kaspar Hauser gevonden in de straten van Neurenberg, Duitsland. Hij was gekleed als een eenvoudige plattelandsmens en kon nauwelijks praten. Hij had twee brieven bij zich. De ene brief lijkt te zijn geschreven door een arme arbeider en was gericht aan een kapitein in het leger. De schrijver van de brief zegt dat hij sinds 1812 voor de jongen heeft gezorgd en dat de jongen de koning wil dienen in het leger. Hij vraagt de kapitein de jongen aan te nemen of hem op te hangen. Er staat geen datum op de brief. De andere brief leek van zijn moeder te zijn aan de arme werkman die voor hem had gezorgd. Er staat in dat het kind geboren is op 30 april 1812 en dat hij Kaspar heette, maar dat hij geen tweede naam heeft. Er staat in dat zijn vader soldaat was en dat de jongen soldaat moet worden als hij 17 jaar is. De moeder schrijft dat ze zelf te arm is om voor hem te zorgen.
De jongen werd naar een legeraanvoerder gebracht die Wessenig heette. De enige dingen die Kaspar kon zeggen (in het Duits) waren: “Ik wil ridder worden, zoals mijn vader was,” en “Paard! Paard!” De kapitein stelde hem nog veel meer vragen, maar de jongen huilde alleen maar en zei: “Ik weet het niet.” Hij werd naar een politiebureau gebracht waar hij alleen zijn naam kon opschrijven: Kaspar Hauser.