Introduction | Biography | Writings | Major Works

Introduction

Back to Top of Page

Juvenal was een Romeins dichter uit de Zilveren Eeuw van de Latijnse literatuur, de laatste en krachtigste van alle Romeinse satirische dichters. Zijn bijtende “Satires” zouden kunnen worden gelezen als een brute kritiek op het heidense Rome, hoewel hun overdreven, komische manier van uitdrukken een dergelijke veronderstelling op zijn best discutabel maakt.

Biografie

Terug naar het begin van de pagina

Decimus Iunius Iuvenalis (in het Engels bekend als Juvenal) werd geboren in Aquino, een klein stadje in de Italiaanse regio Lazio, als zoon of geadopteerde zoon van een rijke vrijgekochte man (bevrijde slaaf). Betrouwbare biografische informatie is uiterst schaars. Sommige bronnen schatten zijn geboortedatum op 55 n.Chr., en volgens andere tradities overleefde hij nog enige tijd na het jaar van Hadrianus’ dood (138 n.Chr.), maar deze data zijn op zijn best onnauwkeurig. Omdat hij zijn werk niet opdroeg, wordt gewoonlijk aangenomen dat hij geen beschermheer had en dus misschien onafhankelijk rijk was, hoewel het erop lijkt dat hij ook een tijd erg arm was en afhankelijk van de liefdadigheid van de rijke mensen van Rome.

Hij werd officier in het leger als een eerste stap naar een carrière in de administratieve dienst van keizer Domitianus, maar raakte verbitterd toen hij geen promotie kreeg. Volgens de meeste biografen leefde hij een periode van ballingschap uit in Egypte, mogelijk vanwege een satire die hij schreef waarin hij verklaarde dat hoflievelingen een te grote invloed hadden op de bevordering van militaire officieren, of mogelijk vanwege een belediging van een acteur met veel invloed aan het hof. Het is niet duidelijk of de verbannende keizer Trajanus of Domitianus was, en evenmin of hij in ballingschap stierf of voor zijn dood naar Rome werd teruggeroepen (het laatste lijkt het meest waarschijnlijk).

Geschriften

Terug naar het begin van de pagina

Juvenal wordt gecrediteerd voor zestien genummerde gedichten, de laatste onvoltooid of op zijn minst slecht bewaard gebleven, verdeeld over vijf boeken. Ze zijn allemaal in het Romeinse genre van de “satura” of satire, breed opgezette discussies over de maatschappij en sociale zeden in dactylische hexameter. Boek één, met de “Satires 1 – 5”, die in retrospectief enkele van de verschrikkingen van het tirannieke bewind van keizer Domitianus beschrijven, werd waarschijnlijk tussen 100 en 110 n.Chr. uitgegeven. De overige boeken werden met verschillende tussenpozen gepubliceerd tot een geschatte datum voor Boek 5 van ongeveer 130 n.C., hoewel harde data niet bekend zijn.

Technisch is Juvenals poëzie zeer fijn, duidelijk gestructureerd en vol expressieve effecten waarin de klank en het ritme de zin nabootsen en versterken, met veel scherpzinnige zinnen en gedenkwaardige epigrammen. Zijn gedichten zijn een aanval op zowel de corruptie van de maatschappij in de stad Rome als op de dwaasheden en wreedheden van de mensheid in het algemeen, en geven blijk van een toornige minachting voor alle vertegenwoordigers van wat de Romeinse maatschappij van die tijd beschouwde als sociale afwijking en ondeugd. Satire VI bijvoorbeeld, meer dan 600 regels lang, is een meedogenloze en venijnige aanklacht tegen de dwaasheid, arrogantie, wreedheid en seksuele verdorvenheid van de Romeinse vrouwen.

Juvenal’s “Satires” zijn de bron van vele bekende stelregels, waaronder “panem et circenses” (“brood en spelen”, met de implicatie dat dit alles is waarin het gewone volk geïnteresseerd is), “mens sana in corpore sano” (“een gezonde geest in een gezond lichaam”), “rara avis” (“zeldzame vogel”, verwijzend naar een perfecte echtgenote) en “quis custodiet ipsos custodes?” (“wie zal de bewakers zelf bewaken?” of “wie zal de wachters bewaken?”).

De grondlegger van het genre van de verzen-satires wordt gewoonlijk geacht Lucilius te zijn geweest (die beroemd was om zijn venijnige manier van doen), en Horatius en Persius waren ook bekende voorstanders van de stijl, maar Juvenal wordt algemeen beschouwd als degene die de traditie tot haar hoogtepunt heeft gebracht. Hij was echter duidelijk niet zo bekend in de Romeinse literaire kringen van die periode, omdat hij vrijwel niet genoemd werd door zijn tijdgenoten (met uitzondering van Martial) en helemaal niet voorkwam in Quintilianus’ geschiedenis van de satire in de 1e eeuw na Christus. In feite was het pas Servius, in de late 4e eeuw CE, dat Juvenal enige late erkenning kreeg.

Grootste werken Terug naar het begin van de pagina
  • “Satire III”
  • “Satire VI”
  • “Satire X”

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.