12 En Job antwoordde en zeide:

2 Zonder twijfel zijt gij de mensen, en de wijsheid zal met u sterven.

3 Maar ik heb verstand evengoed als gij; ik ben niet minder dan gij; ja, wie weet zulke dingen niet als deze?

4 Ik ben als iemand, die door zijn naaste bespot wordt, die God aanroept, en deze antwoordt hem; de rechtvaardige, die oprecht is, wordt verachtelijk uitgelachen.

5 Hij, die met zijn voeten uitglijdt, is als een lamp, die veracht wordt in de gedachte van hem, die zich op zijn gemak voelt.

6 De tabernakels der rovers bloeien, en zij, die God provoceren, zijn veilig; in wier hand God overvloedig brengt.

7 Maar vraag nu het gedierte, en het zal u onderwijzen; en het gevogelte des hemels, en het zal u zeggen:

8 Of spreek tot de aarde, en zij zal u onderwijzen; en de vissen der zee zullen u verkondigen.

9 Wie weet niet in al deze, dat de hand des Heren dit gewrocht heeft?

10 In Wiens hand de ziel is van alle levende wezens, en de adem van alle mensen.

11 Beproeft het oor niet de woorden, en proeft de mond niet zijn spijs?

12 Bij den ouden is wijsheid, en in de lengte der dagen verstand.

13 Bij hem is wijsheid en kracht, hij heeft raad en verstand.

14 Zie, hij breekt af, en het kan niet weder opgebouwd worden; hij sluit een mens op, en er kan geen opening zijn.

15 Zie, hij houdt de wateren in, en zij drogen op; ook zendt hij ze uit, en zij woelen de aarde om.

16 Bij hem is kracht en wijsheid; de bedrieger en de bedrieger zijn van hem.

17 Hij voert de raadslieden bedorven weg, en maakt de rechters tot dwazen.

18 Hij maakt de band der koningen los, en omgordt hun lendenen met een gordel.

19 Hij voert de vorsten bedorven weg, en werpt de machtigen omver.

20 Hij neemt de spraak der vertrouwenden weg, en het verstand der ouden neemt Hij weg.

21 Hij veracht de vorsten, en verzwakt de sterkte der machtigen.

22 Hij ontdekt diepe dingen uit de duisternis, en brengt aan het licht de schaduw des doods.

23 Hij vermeerdert de volken, en vernietigt ze; hij vermeerdert de volken, en verdraait ze weer.

24 Hij neemt het hart weg van de hoofden der volken der aarde, en doet hen dwalen in een woestijn, waar geen weg is.

25 Zij tasten in het duister zonder licht, en hij doet hen wankelen als een dronkeman.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.