Jahannam is een aanduiding voor de hel en is verwant aan het Hebreeuwse woord gehinnom (“Hinnom-vallei”), oorspronkelijk een plaats bij het oude Jeruzalem waar kinderen als offer werden opgeofferd, en die later een vuilnisbelt werd. In de vroege joodse en christelijke eschatologie geloofde men dat Gehenna de plaats was waar boosdoeners in het hiernamaals door vuur zouden worden gestraft. Dit is de betekenis die Jahannam heeft in de Koran (waar het zevenenzeventig keer wordt genoemd), de hadith, en latere islamitische eschatologische verhandelingen. Het wordt vaak synoniem gebruikt met “het vuur” (“nar”), en naast “de tuin” (“janna”), het islamitische paradijs van de gezegenden.
In de Koran wordt Jahannam afgeschilderd als een helse woning of toevluchtsoord met zeven poorten (tegenhangers van de zeven hemelen), waar ongelovigen, huichelaars en andere overtreders wachten (4:140; 15:43-44). Het zal de vurige verblijfplaats zijn van djinn en satans, maar ook van mensen (11:119; 19:68), waaronder veelgodendienaars en “mensen van het boek” (98:6). Inderdaad, volgens een vers zullen allen naar Jahannam gaan, maar God zal de vromen redden en de onrechtvaardigen daar op hun knieën achterlaten (19:72). Polytheïsten en hun afgoden zullen brandstof voor zijn vuur worden (21:98). De gezaghebbende hadith-verzamelingen, zoals die van al-Bukhari (d.870), Muslim (d.875) en Ibn Hanbal (d.855), gaan dieper in op deze uitspraken in de Koran en beschrijven de gruwelijke kenmerken en bewoners ervan. De hadiths beschrijven het als een put van vuur zeventig keer heter dan het aardse vuur, bewaakt door de engel Malik, waarin de verdoemden storten die er niet in slagen een smalle proefbrug (al-sirat) over te steken die het doorkruist. Zij geven een opsomming van de soorten zondaars die daar gestraft worden, onder wie de Jahannamieten-Moslims die grote overtredingen hebben begaan, maar die uiteindelijk toegang zullen krijgen tot het paradijs.
De meest uitvoerige beschrijvingen werden geformuleerd in de tiende eeuw v. Chr, en latere commentaren en eschatologische teksten zijn die van al-Tabari (d. 922), al-Samarqandi (d. ca. 983), al-Ghazali (d. 1111), al-Qurtubi (d. 1273), Ibn Kathir (d. 1373), Ibn Qayyim al-Jawziyya (1350), en al-Suyuti (d. 1505). In deze boeken wordt gezegd dat Jahannam bestaat uit zeven hiërarchische niveaus, de hoogste voor moslims en de lagere niveaus voor joden, christenen, zoroastriërs, polytheïsten en hypocrieten. Commentatoren voorzagen het van geografische kenmerken zoals brandende bergen, valleien, rivieren en zeeën, evenals huizen, gevangenissen, bruggen, putten en ovens. Zij voorzagen het ook van giftige schorpioenen en slangen om zijn inwoners te kwellen. In de moderne tijd blijft Jahannam een populair onderwerp voor preken.
Zie ookCalligrafie ; Janna ; Wet ; Mohammed ; Kor˒an ; Tafsir .
BIBLIOGRAPHY
Achtemeier, Paul J., ed. “Gehenna.” In Harper’s Bible Dictionary. San Francisco: Harper & Row, 1985.
Jeffrey, Arthur, ed. Een lezer over de Islam: Passages uit Standaard Arabische Geschriften Illustratief voor de Geloofsovertuigingen en Praktijken van Moslims. Den Haag: Mouton & Co., 1962.
Juan Eduardo Campo