Havikskruid

Botanische naam

Hieracium en Pilosella soorten

Familie

Asteraceae (madeliefje)

Ook bekend als

Tussock havikskruid (Hieracium lepidulum), gevlekt havikskruid (Hieracium pollichiae), Hieracium argillaceum, Hieracium murorum, Hieracium sabaudum, muizenoor havikskruid (Pilosella officinarum, syn. Hieracium pilosella), oranje havikskruid (Pilosella aurantiaca subsp. carpathicola), koningsduivel (Pilosella piloselloides subsp. praealta, syn. Hieracium praealtum), akkerhavikskruid (Pilosella caespitosa), Pilosella × stoloniflora

Waar komt het oorspronkelijk vandaan?

Europa

Hoe ziet het eruit?

Perenniale kruiden die matten vormen van dichte, onderling verbonden rozetten met dikke ondergrondse wortelstelsels, en vaak ook met bovengrondse wortelstelsels (stolonen). De bladeren (25-150 x 6-50 cm) zijn van boven dofgroen tot donkergroen, van onderen meestal bleker (soms paarsachtig), waarbij die aan de voet van de plant meestal licht getand zijn, en van boven borstelig behaard en van onder stervormig. De dunne stengels (10-75 cm) hebben melkachtig sap. Citroen- of gele paardenbloemachtige bloemen (oranje, in droge toestand paars, bij H. aurantiacum en H. x stoloniflorum, okt-mei), die soms rode strepen aan de buitenkant hebben en gevolgd worden door pluizige zaden met vuilwitte haren (4-8 mm, okt-mei).

Zijn er soortgelijke soorten?

Havikskruid (Crepis), havikskruid (Leontodon) en katzanger (Hypochoeris) soorten.

Waarom is het onkruidachtig?

Groeit en rijpt snel, produceert veel matig langlevende en wijd verspreide zaden. De kruipende, matvormende groeiwijze maakt het mogelijk schade en begrazing te verdragen, evenals gematigde tot koude temperaturen, weinig neerslag, arme bodems en weinig schaduw. Hij produceert stoffen in de bodem die andere soorten ontmoedigen om in zijn buurt te groeien (allelopathisch).

Hoe verspreidt hij zich?

Zaad wordt verspreid door de wind, en in kleding en dierenvachten. Wortelfragmenten worden verspreid door waterbeweging, verontreinigde grond en machines.

Welke schade richt het aan?

Vormt dichte, langlevende matten in laaggroeiende plantengemeenschappen (bijvoorbeeld H. lepidulum in beukenbos), waardoor vrijwel alle andere soorten worden uitgesloten.

Welke habitats kan hij aantasten?

Verstoord struik- en bosgebied, beukenbos, hoog- en laagpolig grasland, varenland, kruidenvelden op alpien en vulkanisch plateau, kale grond, rivierbeddingen en stroomruggen, en rotsachtige uitlopers.

Wat kan ik doen om hem kwijt te raken? Zorg waar mogelijk voor biocontrolemiddelen.
2. Onkruidmat: minimaal drie maanden leggen, waarbij een ‘rollend front’ naar de aantasting wordt aangehouden.
3. Kleine plekken uitgraven (het hele jaar door): wortelstokken afvoeren.
4. Spuiten (tijdens actieve groei): metsulfuron-methyl 600g/kg (5g/10L) of dicamba 50g/L (100ml/10L) of clopyralid (25ml/L) of 2,4-D butylester (50ml/10L) of MCPA (100ml/10L) of 750g/kg tribenuron-methyl (30g/10L).

Wat kan ik doen om te voorkomen dat het terugkomt?

Rhizomen en stolonen komen weer uit na spuiten of spitten. Zaden in de grond ontkiemen op kale plekken. Het planten van een dichte strook struiken aan de rand van de besmetting kan vegetatieve verspreiding voorkomen. Houd vee te allen tijde buiten, want gezonde polen zullen minder snel worden aangetast (H. lepidulum zal intacte polen, struikgewas en bos binnendringen). Begin met de bestrijding aan de loefzijde (bij het uitzaaien) van de besmetting. Een combinatie van bovenstaande methoden kan de concurrentiepositie van inheemse soorten verbeteren.

Images

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.