Het neolithicum beslaat het tijdvak 3900-1700 v. Chr. De jagers in Denemarken hadden al lang contact met de landbouwgemeenschappen in Midden-Europa, maar pas rond 3900 v. Chr. begonnen de jagers het land te bewerken en dieren te houden. Beboste gebieden werden ontgonnen, verbrand en vervangen door akkers met akkerbouwgewassen. Runderen, varkens en schapen verschenen als gedomesticeerde dieren. De grote verandering was dat de mensen hun eigen voedselproducten konden produceren. De kustvisserij was nog steeds goed en daarom bleef de boerenbevolking nog lange tijd jagen en vissen vanuit de oude nederzettingen aan de kust.
De grafmonumenten van de boeren in de vorm van hunebedden en doorgangsgraven werden overal in Denemarken gebouwd. Ze zijn nog op veel plaatsen in het Deense landschap te zien. Hier ziet u de prachtige gepolijste vuurstenen bijlen en grote verzamelingen barnstenen kralen die aan de goden werden geofferd in de hoop op een goede oogst. U kunt ook zien hoe de Skarpsalling Pot – de mooiste aardewerken pot van Denemarken uit de neolithische periode – is versierd. Of u kunt meer te weten komen over hoe dolken, zoals die uit Hindsgavl, en andere vuurstenen werktuigen werden gemaakt.