Eerdere instellingen
De geschiedenis van de zorg voor geesteszieken weerspiegelt de culturele verscheidenheid van de mens. De vroegst bekende psychiatrische ziekenhuizen werden opgericht in de Arabische wereld, in Bagdad (ad 918) en in Caïro, met de bijzondere aandacht die van oudsher werd geschonken aan gestoorde mensen, de “gekwelden van Allāh”. Sommige hedendaagse Afrikaanse stammen beschouwen hallucinaties als mededelingen van het rijk der geesten; onder andere de Hindoe-cultuur vertoont een opmerkelijke tolerantie voor wat in de Westerse samenlevingen als bizar gedrag wordt beschouwd. De westerse interpretatie van geestesziekten als veroorzaakt door demonische bezetenheid bereikte een hoogtepunt tijdens een langdurige periode van preoccupatie met hekserij (15e tot 17e eeuw) in Europa en in het koloniale Noord-Amerika.
Zogenaamde gekkenhuizen zoals Bedlam (gesticht in Londen in 1247) en Bicêtre (het Parijse mannengesticht) waren kenmerkend voor 18e-eeuwse psychiatrische inrichtingen waar de patiënten routinematig in de boeien werden geslagen. De gevangenen van deze inrichtingen werden vaak verondersteld verstoken te zijn van menselijk gevoel, en het beheer was onverschillig, zo niet wreed; het voornaamste doel was de geestelijk gestoorden te isoleren van de gewone maatschappij. In Brits koloniaal Amerika werden geestelijk gestoorden vaak geveild om door boeren te worden verzorgd (of uitgebuit); sommigen werden op bevel van de rechtbank uit de steden verdreven, en anderen werden in armenhuizen geplaatst. Pas na meer dan een eeuw kolonisatie werd het eerste Britse koloniale gesticht voor krankzinnigen opgericht in Williamsburg, Va., in 1773. In de jaren 1790 bracht de Franse hervormer Philippe Pinel zijn collega-artsen tot schandaal door de ketenen van 49 gevangenen van het Bicêtre te verwijderen. Ongeveer in dezelfde tijd stichtte William Tuke, een Quaker thee- en koffiehandelaar, de York (Engeland) Retreat om een humane behandeling te bieden. Benjamin Rush, een arts en ondertekenaar van de Onafhankelijkheidsverklaring, pleitte ook voor bescherming van de rechten van krankzinnigen. Ondanks deze vooruitgang duurde het in de Verenigde Staten nog meer dan een halve eeuw voordat Dorothea Dix, een onderwijzeres uit Maine, ontdekte dat in Massachusetts krankzinnigen samen met gewone criminelen werden opgesloten. Haar persoonlijke kruistocht in de jaren 1840 leidde tot een vlaag van institutionele uitbreiding en hervormingen in haar eigen land, Canada en Groot-Brittannië.
Terwijl deze baanbrekende humanitaire inspanningen de omstandigheden leken te verbeteren, was een ongepland resultaat een geleidelijke nadruk op gecentraliseerde, door de staat gesteunde faciliteiten waarin patiënten werden afgezonderd, vaak ver van familie en vrienden. Grotendeels aan de publieke controle onttrokken, werden de ongelukkige bewoners van wat modieus psychiatrische ziekenhuizen werden genoemd, steeds meer het slachtoffer van de oude vormen van mishandeling en verwaarlozing.