De Amerikaanse schrijver Erskine Caldwell (1903-1987) was een van de best verkopende auteurs aller tijden. Zijn romans en verhalen onderscheiden zich door hun wreed realistische weergave van het landelijke zuiden; zijn vroege werk viel op door een voor die tijd ongewone seksuele openhartigheid.

Erskine Caldwell werd op 17 december 1903 geboren in het achtergebleven Coweta Country, in de stad White Oak, Georgia. Zijn vader was presbyteriaans predikant en de familie verhuisde regelmatig door het zuiden. Caldwells schoolopleiding was fragmentarisch; hij ging sporadisch naar de middelbare school en volgde colleges aan de Universiteit van Pennsylvania, aan het Erskine College, in South Carolina, en aan de Universiteit van Virginia.

Als jongeman werkte hij in Atlanta, Memphis, New Orleans, Philadelphia, en Baltimore als molenarbeider, boerenknecht, katoenplukker, kok, toneelknecht in een burlesquehuis, en boekrecensent. In 1925 verliet hij de Universiteit van Virginia om verslaggever te worden voor de Atlanta Journal, en hij trouwde met de eerste van zijn vier vrouwen, Helen Lannigan, met wie hij twee zonen en een dochter kreeg. Toen hij ontdekte dat hij door zijn krantenwerk geen tijd meer had voor creatief schrijven, trok Caldwell zich voor vier jaar terug in Maine. Zijn productieve carrière als auteur werd gelanceerd door The Bastard, (1929), Poor Fool (1930), en American Earth (1931).

Maar het was de publicatie van Tobacco Road in 1932 die Caldwell’s succes verzekerde. De roman beschrijft het leven van Jeeter Lester, een deelpachter uit Georgia, en zijn familie terwijl ze door een reeks seksuele en financiële tegenslagen strompelen, culminerend in de vernietiging door brand van hun huis en zichzelf. De romaneske behandeling is komisch, de structuur is episodisch, en de landelijke zuidelijke types lijken kinderachtig, grotesk, en, uiteindelijk, zielig.

In 1933 werd Tobacco Road gedramatiseerd en liep voor een recordbreker zeven jaar op Broadway, ondanks een aanklacht wegens obsceniteit die ertegen was ingediend door de New York Society for the Suppression of Vice. De aanklacht werd verworpen, net als een soortgelijke aanklacht tegen Caldwell’s volgende roman, God’s Little Acre (1933), het verhaal van Ty Ty Walden, een boerenbedrijf in Georgia, en zijn zonen en dochters, en de onvruchtbare, nutteloze acre land die hij aan God wijdt. Net als in Tobacco Road is Caldwells thema de dwaasheid en promiscuïteit van de zuiderlingen op het platteland. God’s Little Acre is een van de bestsellers aller tijden in de geschiedenis van de boekuitgeverij.

In het midden van de jaren dertig bracht Caldwell enkele jaren door als scenarioschrijver in Hollywood, maar zette zijn verbazingwekkende boekproductie voort. Na een toneelstuk, Journeyman (1935), schreef hij Kneel to the Rising Sun and Other Stories (1935), The Sacrilege of Alan Kent (1936), en Southways (1938).

In 1938 en 1939 was Caldwell krantencorrespondent in Mexico, Spanje, en Tsjecho-Slowakije, en in 1941 kranten- en radiocorrespondent in de Sovjet-Unie. Zijn sterke sociale geweten komt tot uiting in zijn non-fictie: Some American People (1935); You Have Seen Their Faces (1937), met fotografe Margaret Bourke-White, die in 1939 zijn tweede vrouw werd, en die ook met hem samenwerkte aan North of the Danube (1939), Say, Is this the U.S.A.? (1941), en Russia at War (1942). Zijn Russische ervaring komt ook tot uiting in Moscow under Fire (1941), All Out on the Road to Smolensk (1942), en All Night Long (1942), een roman over Russische guerrillaoorlogvoering.

Twee van Caldwells best verkochte romans verschenen in het begin van de jaren veertig, Trouble in July (1940) en Georgia Boy (1943). In 1942 trouwde Caldwell met zijn derde vrouw, June Johnson, met wie hij een zoon kreeg. Tot zijn naoorlogse werken behoorden The Sure Hand of God (1947), Episode in Palmetto (1950), en A Lamp for Nightfall (1952).

In 1957 trouwde Caldwell met zijn vierde vrouw, Virginia Moffett Fletcher, die zijn reisboek Around about America (1964) illustreerde. In Search of Bisco (1965) was een verslag van Caldwells onsuccesvolle zoektocht naar een jeugdvriend.

Na de Tweede Wereldoorlog woonde Caldwell vele jaren in Tucson, Arizona; aan het eind van de jaren vijftig verhuisde hij naar Rheem Valley, Californië. Uiteindelijk vestigde hij zich in 1977 in Scottsdale, Arizona. Terwijl hij in het buitenland populair bleef, raakten Caldwell en zijn sobere stijl in de Verenigde Staten uit de mode. Hoewel hij nieuw werk bleef publiceren, schuwde hij interviews en publieke optredens. Tot zijn latere boeken behoorden het komische Miss Mama Aimee (1968), Annette (1973), en Afternoons in Mid-America (1976), een verzameling van zijn impressies van gewone mensen.

De latere boeken van Caldwell konden niet meer de opwinding opwekken die zijn eerdere werk teweegbracht, maar hij had zijn plaats verdiend als een serieuze, zij het sensationele regionalist. In 1982 markeerde de New American Library de 50e verjaardag van de publicatie van Tobacco Road door het samen met God’s Little Acre in nieuwe paperback edities uit te brengen. In 1984 werd Caldwell gekozen tot lid van de American Academy of Arts and Letters. In 1985 nodigde de Georgia Endowment for the Humanities hem uit terug te komen naar zijn geboortestaat voor een serie theeën en lezingen ter ere van hem. Na zijn bezoek nam Caldwell kennis van de vele economische en sociale veranderingen die hadden plaatsgevonden in het eens zo berooide platteland van het zuiden.

Kort voor zijn dood voltooide Caldwell zijn autobiografie, With All My Might (1987). Caldwell was zijn hele volwassen leven een zware roker en onderging tweemaal een operatie waarbij een deel van zijn longen werd verwijderd. Longkanker werd hem uiteindelijk fataal op 11 april 1987 in Paradise Valley, Arizona.

Verder lezen

De beste besprekingen van Caldwell’s werk zijn te vinden in Joseph Warren Beach, American Fiction: 1920-1940 (1941); Leo Gurko, The Angry Decade (1947); en Wilbur M. Frohock, The Novel of Violence in America (1950; herz. ed. 1958). Caldwell schreef zelf het autobiografische Call It Experience: The Years of Learning How to Write (1951) en With All My Might (1987). Biografieën van de schrijver zijn o.a. J.E. Devlin, Erskine Caldwell (1984), Harvey L. Klevar, Erskine Caldwell: A Biography (1993), en D.B. Miller, Erskine Caldwell (1995). □

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.