In deze studie werd de depressive realism hypothese onderzocht, die stelt dat depressieve mensen vaak nauwkeuriger zijn in hun percepties en oordelen dan niet-depressieve mensen dat zijn. Elke proefpersoon maakte eerst beschrijvingen van anderen die belangrijk voor hen waren, zowel positieve als negatieve belangrijke anderen, in het pretest-gedeelte, en 3 of 4 weken later werden sommige proefpersonen uitgenodigd voor het formele experiment om de nauwkeurigheid van hun percepties te meten in een pseudo-sociale interactiesituatie. In totaal namen 52 patiënten met een klinische depressie en 62 normale proefpersonen deel aan de experimentele procedure. De resultaten tonen aan dat klinisch depressieve patiënten nauwkeurigere, minder vervormde beschrijvingen gaven van hun positieve belangrijke anderen dan die in de normale groep. Wanneer de informatie echter betrekking had op de negatieve belangrijke anderen, vertoonden de resultaten een trend, maar deze resultaten boden geen significante ondersteuning voor de depressief-realismehypothese. De resultaten ondersteunen de depressief-realismehypothese wanneer de taken betrekking hebben op de eigen positieve belangrijke anderen van de proefpersonen.