Dame Millicent Garrett Fawcett, née Garrett, (geboren 11 juni 1847, Aldeburgh, Suffolk, Eng.-gestorven 5 aug. 1929, Londen), gedurende 50 jaar leidster van de beweging voor vrouwenkiesrecht in Engeland. Vanaf het begin van haar carrière moest zij opboksen tegen de bijna unanieme mannelijke oppositie tegen politieke rechten voor vrouwen; vanaf 1905 moest zij ook de publieke vijandigheid overwinnen tegen de militante suffragisten onder leiding van Emmeline Pankhurst en haar dochter Christabel, met wier gewelddadige methoden Fawcett geen sympathie had. Zij was ook een van de oprichters van Newnham College, Cambridge (gepland vanaf 1869, opgericht in 1871), een van de eerste Engelse universiteitscolleges voor vrouwen.
Millicent Garrett was het zevende van de tien kinderen van Newson Garrett, een reder en politiek radicaal, die jarenlang de pogingen van zijn oudste dochter, de pionierende vrouwelijke arts en medische pedagoge Elizabeth Garrett Anderson, steunde om toegelaten te worden tot de praktijk van de geneeskunde. In april 1867 trouwde Millicent met Henry Fawcett, een radicaal politicus en hoogleraar politieke economie aan Cambridge. Zij hielp hem de handicap van zijn blindheid te overwinnen, terwijl hij haar werk voor vrouwenrechten steunde, te beginnen met haar eerste toespraak over het vrouwenkiesrecht (1868).
Fawcett werd in 1897 presidente van de National Union of Women’s Suffrage Societies. Uiteindelijk werd in 1918 de Wet op de Volksvertegenwoordiging aangenomen, die ongeveer 6.000.000 vrouwen het kiesrecht gaf. (Tien jaar later kregen Britse vrouwen stemrecht op basis van volledige gelijkheid met mannen). In 1919 trok ze zich terug uit het actieve leiderschap van de suffrage union, die was omgedoopt tot de National Union for Equal Citizenship.
In juli 1901, tijdens de Zuid-Afrikaanse oorlog, werd ze door de regering gestuurd om de Britse concentratiekampen voor Boerenburgers te onderzoeken. Haar rapport stelde het bestuur van de kampen in het gelijk (in de ogen van sommigen witgewassen). Tijdens de Eerste Wereldoorlog wijdde zij haar organisatie aan het “ondersteunen van de vitale krachten van de natie”. Na de oorlog werd ze benoemd tot Dame of the British Empire.
Fawcetts geschriften omvatten Political Economy for Beginners (1870; 9e ed., 1904), een tekst die bij haar dood nog steeds in gebruik was; Janet Doncaster (1875), een roman; The Women’s Victory-and After (1920); en What I Remember (1924).