Jeanne d’Arc was een boerenmeisje dat een nationale heldin werd en de beschermheilige van Frankrijk. In een cruciale periode van de Honderdjarige Oorlog, leidde zij het Franse verzet tegen de Engelse indringers en keerde het tij van de oorlog. Jeanne, een mystieke zieneres, werd uiteindelijk gevangen genomen door de Engelsen en door een kerkelijke rechtbank veroordeeld tot de brandstapel in 1431.
Ze was 19 jaar oud.
Het Frankrijk van Jeanne’s jeugd werd verscheurd door burgeroorlog. Het Verdrag van Troyes (1422) had de aanspraak van de Engelse Hendrik V op de Franse troon erkend, en zijn erfgenaam, gesteund door de hertog van Bourgondië, werd als koning aanvaard in alle delen van Frankrijk die door Engeland en Bourgondië werden beheerst. De dauphin Charles, laatste erfgenaam van de Valois lijn, had geen rechten onder het verdrag maar werd gesteund door de Armagnac partij, en beheerste een deel van Frankrijk ten zuiden van de rivier de Loire.
Jeanne werd geboren in een boerenfamilie in het dorp Domrémy in Lotharingen omstreeks 1412. Toen ze 13 jaar oud was, begon ze stemmen te horen die ze zelf “stemmen” noemde en die ze later aanduidde als de aartsengel Michaël en de heiligen Catharina en Margaretha. Gedurende de volgende jaren drongen deze stemmen er bij Jeanne op aan een escorte te vinden voor de dauphin, van wie zij een leger zou ontvangen en de Engelsen uit Frankrijk zou verdrijven. Zij weerstond de stemmen tot 1428, toen zij voor het eerst de Armagnac-kapitein Robert de Baudricourt in het nabijgelegen Vaucouleurs benaderde. Baudricourt weigerde haar eerst, maar haar volharding overtuigde hem er uiteindelijk van om haar in februari 1429 een gewapend escorte naar het hof van de dauphin in Chinon te geven. Tegen die tijd hadden de Engelsen Orléans belegerd, de strategische poort over de Loire naar het gebied van de dauphin.
Toen Jeanne de dauphin ontmoette, wist zij hem te overtuigen van haar goddelijke missie (sommigen zeggen door hem een privé-gebed te vertellen dat hij tot God had gebeden). Nadat hij haar in Poitiers door een groep geestelijken en raadgevers had laten onderzoeken om zeker te zijn van haar orthodoxie, gaf Karel haar het titulaire bevel over een leger. Ze kreeg een wapenuitrusting en haar eigen vaandel (met de tekst “Jezus, Maria”), en werd naar het leger gebracht in Blois, 35 mijl ten zuidwesten van Orléans. Ze zou prostituees hebben verbannen en haar mannen hebben gedwongen te biechten, geen schuttingtaal te gebruiken en te zweren geen burgers te plunderen. Op 8 mei 1429 hief haar leger het beleg van Orléans op en zegevierde in verschillende andere steden om uiteindelijk in Reims aan te komen, waar de dauphin volgens de traditie op 17 juli werd gekroond tot koning Karel VII van Frankrijk. Na de kroning smeekte Jeanne de koning Parijs te bevrijden van de Engelsen, maar Karel was daar niet in geïnteresseerd, omdat hij druk bezig was vrede te sluiten met Bourgondië.
Terwijl Jeanne in de buitenwijken van Parijs vocht, trok de koning zijn troepen terug, en Jeanne bracht een onrustige winter aan het hof door. In mei hervatte Bourgondië de oorlog met een belegering van Compiègne. Vastbesloten om te helpen, leidde Jeanne op 23 mei een klein leger van extra troepen naar de stad. Die namiddag leidde zij een aanval buiten de stad en werd in een hinderlaag gelokt door Bourgondische troepen. Jeanne, die in de achterhoede bleef, kwam buiten vast te zitten toen de poorten van de stad voortijdig werden gesloten, en werd gevangen genomen. Filips de Goede, hertog van Bourgondië, weigerde haar losgeld te betalen en verkocht haar voor 10.000 francs aan de Engelsen. Pierre Cauchon, de bisschop van Beauvais en sinds lange tijd aanhanger van de Engels-Bourgondische partij, werd belast met het organiseren van een kerkelijke rechtbank in Rouen (diep in Engels gebied) om Jeanne te berechten voor hekserij en ketterij. Maar tegen de inquisitoriale gewoonte in, werd zij vastgehouden in een Engelse militaire gevangenis met mannelijke bewakers, een situatie waarin zij voortdurend gevaar liep verkracht te worden.