Wat zijn de verschillen in diagnose en behandeling van laryngofaryngeale reflux (LPR) tussen laryngologen en niet-laryngologen?
Achtergronden: LPR wordt erkend als de extraesofageale manifestatie van reflux. Met verbeterde technologie en kennis over de schadelijke effecten van protonpompremmer therapie, is er behoefte om de huidige patronen in de diagnose en behandeling van LPR te karakteriseren en om verschillen te onderzoeken tussen subspecialisten-diegenen die een laryngologie fellowship (LF)hebben afgerond-en andere otolaryngologen die dat niet hebben gedaan (NL) in benaderingen van LPR diagnose, testen en behandeling.
Explore This Issue
januari 2015
Study design: Online enquête onder leden van de American Academy of Otolaryngology-Head and Neck Surgery en American Broncho-Esophagological Association; er werd een subgroepanalyse uitgevoerd om verschillen tussen LF- en NL-respondenten te identificeren.
Setting: Ledenonderzoek.
Synopsis: De enquête was bedoeld om informatie te verzamelen over de evaluatie, diagnose, en behandeling van LPR. Van de 159 respondenten had ongeveer 30% een academische functie en ongeveer 25% had een fellowship-opleiding gevolgd, maar was nog niet zo lang praktiserend. De meest voorkomende symptomen van LPR bij alle respondenten waren klamme keel (87%), globus gevoel (82%), aanhoudende hoest (76%), en brandend maagzuur/dyspepsie (73%). Onder de laryngoscopische bevindingen kwamen arytenoïd oedeem (80%), hypertrofie van de achterste commissuur (77%), arytenoïd erytheem (76%), en pachydermia larynges (68%) het meest voor. Videodocumentatie van laryngofaryngeale onderzoeken was 97% in degenen met een laryngologie fellowship, vergeleken met 38% in respondenten zonder de fellowship (P < .0001). De meest gebruikte aanvullende testen waren barium-oesofagma en dual-probe pH-testen met impedantie, en LF-respondenten gebruikten de laatste vaker (P = .004). Deze test werd gekozen als de meest gevoelige en specifieke voor de diagnose van LPR.
Redenen die werden aangehaald voor het niet gebruiken van technologie bij het valideren van de diagnose van LPR waren onvoldoende tijd om de validatie uit te voeren, de overtuiging dat het geen zinvolle bijdrage levert aan de diagnose, en kostenoverwegingen. De meerderheid van de respondenten behandelde LPR empirisch met één- of tweemaal daagse protonpompremmers, maar LF-respondenten hadden significant meer kans op een langere empirische behandeling en aanvankelijk tweemaal daagse protonpompremmende therapie (P = .004).
Bodemlijn: Er bestaat brede overeenstemming onder alle otolaryngologen over de symptomen en lichamelijke tekenen die verband houden met LPR; er bestaan echter significante verschillen tussen laryngologen en niet-laryngologen over het gebruik van aanvullende tests en behandelingsstrategieën.
Citatie: Gooi Z, Ishman SL, Bock JM, Blumin JH, Akst LM. Laryngopharyngeal reflux: paradigma’s voor evaluatie, diagnose, en behandeling. Ann Otol Rhinol Laryngol. 2014;123:677-685.
Reviewed by Natasha Mirza, MD