1 F ive-Volume Set: 1848 pagina’s
2 Uitgever: SAGE Publications (6 juni 2012)
3 Taal: Engels
4 ISBN-10: 0857023349
5 ISBN-13: 978-0857023346
6 Deze vijfdelige set is een indrukwekkende verzameling van 57 herdrukte tijdschriftartikelen en boekhoofdstukken die de evolutie van het wetenschappelijk denken over het institutionele perspectief in organisatiestudies hebben bepaald of naar verwachting zullen bepalen.Gezien de rijkdom en diversiteit van de conceptuele en empirische geschriften die mogelijk binnen de tent van het organisatorisch institutionalisme zouden kunnen vallen, is de selectie van artikelen voor een dergelijke verzameling geen gemakkelijke taak. Sommige, zoals het oorspronkelijke werk van Meyer en Rowan, DiMaggio en Powell, Lynne Zucker en Dick Scott, zijn no-brainers. De selectie van andere papers is een grotere uitdaging door de proliferatie van uitstekende institutionele papers uit de jaren 1990 in combinatie met de vervaging van de tent als concepten uit verschillende stromen van de organisatiewetenschap werden uitgerekt, geleend en gemengd.
7 De redacteuren hebben op bewonderenswaardige wijze aan deze uitdaging voldaan door hun focus en criteria voor opname te bepalen. De nadruk van de verzameling ligt op de wijze waarop de institutionele context van invloed is op “het gedrag van organisaties en de wijze waarop organisaties institutionele ontwikkelingen beïnvloeden” (p.xviii). De redacteuren stellen in de inleiding dat zij geïnteresseerd zijn in het institutionele perspectief en ‘het bewust geen theorie noemen’ (p.xvii). De criteria voor de selectie van een artikel waren het aantal citaties, het citatietraject, en de representativiteit van de patronen in de evolutie van het organisatorisch institutionalisme als een wetenschappelijk onderzoeksveld. De redacteuren erkennen het gebruik van een grotere subjectiviteit voor publicaties gepubliceerd na 2005, die een kortere citatiehistorie hebben. De redacteuren zijn echter ook de auteurs van enkele van de meest invloedrijke artikelen op het gebied van het organisatorisch institutionalisme in de afgelopen twee decennia, gebaseerd op citaties en prijzen voor beste artikelen. Hun gecombineerde expertise verleent geloofwaardigheid aan hun bewering dat hun keuzes “opwindende en opkomende “nieuwe richtingen” van institutionalscholarship” (p.xviii).
8 De inhoud van de collectie is georganiseerd in vijf delen die de evolutie van het denken over de relaties tussen organisaties en instellingen weergeven en die invloedrijke papers groeperen in kerngebieden van conceptuele nadruk. Deel I behandelt het begin en de latere uitwerkingen van het institutionele perspectief. Het paart vier baanbrekende werken – rationele mythen (Meyer & Rowan, 1977), isomorfisme in organisatorische velden (DiMaggio & Powell, 1983), culturele persistentie (Zucker, 1977), en societalsectoren (Scott & Meyer, 1992)- aan acht papers die vervolgens elementen van organisatorisch institutionalisme uitwerken. Deze uitwijdingen omvatten Scott’s (1987) Administrative Science Quarterly stuk over de adolescentie van de institutionele theorie, DiMaggio en Powell’s (1991) inleiding tot hun geredigeerde boek New Institutionalism in Organizational Analysis, en Oliver’s (1991) artikel in Academy of Management Review over strategische reacties op institutionele analyse.
9 Deel II groepeert twee thema’s die al lang de belangstelling genieten van institutionele wetenschappers: legitimiteit (vier artikelen) en kwesties van isomorfisme en verspreiding (11 artikelen). Het zal geen verbazing wekken dat het legitimiteitsgedeelte begint met het klassieke stuk van Shuchman (1995) waarin strategische en institutionele vormen van legitimiteit worden afgebakend, en het conceptuele artikel van Aldrich en Fiol (1994) bevat over het effect van legitimiteit op ondernemers in nieuwe industrieën. De sectie over isomorfisme en verspreiding toont de verbreding van het wetenschappelijk denken over hoe structuren, praktijken en ideeën zich verspreiden en overgaan naar nieuwe organisatorische omgevingen door een prachtige mix van papers van auteurs als Pam Tolbert, Gerry Davis, James Westphal, Frank Dobbin, Lauren Edelman en DavidStrang en de Scandinavische institutionalisten Barbara Czarniawska en Bernward Joerges naast elkaar te zetten.
11 Deel V rondt de verzameling af met beschouwingen en commentaren van John Meyer, Dick Scott en Art Stinchcombe, gevolgd door een sectie getiteld ‘NewDirections?’, waarbij het vraagteken duidt op de subjectiviteit van de redactionele selecties. De acht artikelen bieden verschillende wegen die de nieuwe richtingen in het organisatorisch institutionalisme zouden kunnen volgen: institutioneel werk, praktijkperspectieven, microfoundations van institutionele processen, antwoorden op meervoudige institutionele eisen, en geografische gemeenschappen als eenheden van analyse. Hoewel men zou kunnen twisten over een aantal van de specifieke papers gekozen, de brede paden die de papers schetsen lijken redelijke richtingen voor toekomstig onderzoek.
12 Over het geheel genomen zal dit vijfdelige werk een waardevolle aanvulling zijn op universiteitsbibliotheken als een bron voor doctoraalstudenten in zowel sociologie als management- en organisatiewetenschappen en voor wetenschappers die één toegangspoort willen voor de belangrijkste boekhoofdstukken en tijdschriftartikelen over het onderwerp organisatorisch institutionalisme.Hoewel de prijs institutionele wetenschappers er misschien van weerhoudt de set aan te schaffen voor hun privé-bibliotheken, is het de moeite waard op te merken dat de vijfdelige set meer biedt dan een handige opslagplaats van papers die exact zijn gereproduceerd zoals ze voor het eerst werden gepubliceerd. Als geheel vertegenwoordigt de collectie invloedrijke denkbeelden die op verschillende momenten in de evolutie van het organisatorisch institutionalisme als wetenschappelijk onderzoeksgebied werden gepubliceerd. De collectie biedt dus een belangrijk inzicht in de sociale constructie van institutionele benaderingen van organisatiekunde.